TOETS (n. m.)
TERM USED IN EARLY TRANSLATIONS
/FILTERS
LINKED QUOTATIONS
Quotation
Aengesien dat den Liefhebber in ’t vervolgh van dese Verlichterie-Kunde, dickwils van het aenleggen, schaduwen, diepen en hoogen sal gewaeght vinden, als zijnde de voornaemste doeningen in ’t oeffenen der Water-Verwen; soo sal het noodigh zijn, kortelijk van elcks yets tot grondighe verstaningh daer van aen te mercken, wantmen sonder grondige kennis daer van te hebben, tot de volkomene oeffeninghe deser Konste niet en kan komen.
Wy beginnen dan eerstelijck het aenleggen te verklaren, zijnde het begin van alle wercken diemen in dese Konst wil aenvangen. Aenleggen dan is, soo wanneermen eenigh dingh, met eenerhande Coleur van Verwe diemen daer toe verkiest, na sijn believen vlack en eenparigh aenleyt en simpel overdeckt, sonder eenighe schaduwe of dagh waer te nemen. Aengeleyt zijnde, soo volght wanneer dat Coleur droogh is, datmen het uytschaduwe en verdiepe, ghelijckwe dat doorgaens in ’t vervolgh soo sullen noemen; en geschiet op die gront, welcke te vooren aengeleyt is; sulcks geschiet altijt door een Verwe welcke veel vetter, stercker ofte bruynder is, als die daer sy mede beleyt is: waer door dan de Parthyen van doncker en licht onderscheyden en afgepaelt werden; alsoo datmen de schaduwen, en de vlackheydt der dingen kan beseffen, en siet uytheffen, daer sy te vooren plat schenen; (…)
Nu de derde waernemingh die is verhoogen, welcke op de lichte plaets van alle dingen, als daer den dagh sonder eenige schaduwe het sterckst opvalt, moet geschieden; en komt dese verhoogingh meest te geschieden op hooge en uytsteeckende parthyen, gelijck aen de Menschen op de Kaecken, boven op de Neus, op het Voor-hooft, Kinne, Schouderen, Borst, Billen, Elleboogh, Knyen, &c. Van gelijcken in Kleedinghen op de ployen, en vlacke deelen der Ledematen die door deselve werden uyt-gedruckt; en voorts alles wat sich boven de vlackte verheft; dit doetmen met een lichter Verwe en blyer Coleur, als daer ’t mede aengheleyt is: en verhooght het alsoo als het na sijn Trap min of meer, na het sterckste licht aerdende, verlicht is, om dat te doen ronden en voorkomen, &c. (…)
de schaduwen nu diemen op het Gront-Papier doet, komen oock over een met de schaduwen diemen in ’t Schilderen met een stercker Verwe over ’t aengeleyde heen leght; de hooghsels komen van gelijcke over een; de diepsels accordeeren met de toetsen, diemen hier en daer inde Teyckeningh inset; invoegen geen onderscheyt tussen het Teyckenen en Verlichterie-Schilderen en is, als de handelingh vande Pinceel, en datmen sich telckens inbeelt dat yeder aangeleyt Coleur daermen op Schilderen moet, een soort van Gront-papier is daermen op Teyckent, en datmen voor die tijt de handelingh van Teyckenen oeffent, diemen wassen noemt. Staet oock noch aen te mercken, datmen de schaduwen, diepsels en hooghsels alle tijt moet schicken, na dat het Coleur vande gront-vlackte is, op welckmen die komt te leggen: want die niet evenredigh zijnde, soo sullense of te hart, indiense te sterck zijn, ofte flets en Kernemelkachtigh by aldiense niet behoorlijck krachtigh en zijn.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] As the Amateur will often find the building up , shadowing, deepening and heightening discussed in the continuation of this Verlichterie-Kunde, as they are the principal actions in the practice of Watercolouring; as such it is necessary, to briefly mention something for the profound understanding of them, because one cannot acquire a perfect practice of this Art, without profound knowledge of it. We start first by explaining the building up, being the start of all that one wants to do in this Art. Building up is, when one builds up a thing, with any Colour of Paint that one choses for it, flat and uniformly as is desired and simply covers, without paying attention to any shadow or light. Built up, once the paint is dry, one continues by shadowing and deepening, as we will call it from now on; and it is done on the ground, which was build up beforehand; it is always done by means of a colour that is greasier, stronger or darker than the one with which it was build up: because of which the Parts of dark and light are discerned and framed; that is, that one can recognize the shadows and flatness of things, and see them rise, while they appeared to be flat before; [...] The third observation now is heightening, which should happen at the light spot of all things, where the light falls strongest without any shadow; and this heightening mostly occurs on high and protruding parts, such as on Humans on the Jaws, on top of the Nose, on the Forehead, Chin, Shoulders, Breast, Buttocks, Elbow, Knees, etc. . Similarly in Clothing on the folds, and flat parts of Limbs that are expressed by it; and furthermore everything that raises itself above the surface; this is done with a lighter Paint and happier Colour, as the one with which it is build up: and heighten it in a way as it is lit up more or less according to its level, towards the strongest light, to round it and make come forward, etc. [...] now the shadows that are made on the grounded Paper, also coincide with the shadows that, in Painting, one places over the first layer with a stronger Paint; the highlights also coincide; the depths accord with the touches, that are placed here and there in the Drawing; and there is no difference between Drawing and Illumination-painting, as the handling of the Brush, and that one often imagines that every applied Colour on which one has to Paint, is a kind of grounded paper on which one Draws, and that one practices the manner of Drawing beforehand, which is called washing. It may also be remarked, that one should always place the shadows, depths, highlights, after the Colour of the ground-surface, on which it is placed: because if these are not corresponding , they will be too hard – if they are too strong – or too weak and Buttermilk-like – if they are not sufficiently strong.
Conceptual field(s)
Quotation
{Opmerking over de Volg-Konst.} Staet oock noch voor af, aen te mercken datmen de Kinderen door de Konst van navolgingh of nabotsingh tot alles dat de Schilder-Konst aengaet, kan aenleyden, want dewijl het onmogelijck is alles dat de Teycken-kunde vermagh te doen, in ‘t bysonder voor te schrijven, soo brenght de Volgh-kunst, de Teycken-kunde een bysondere algemeene hulpe toe. Waer vintmen doch eenen Schilder (seyt Quintilianus), die alles ’t gene inde natuere voorvalt, heeft leeren af-teyckenen, nochtans en vint een konstigh Meester die de rechte maniere van navolgingh heeft, sich noyt verlegen, alles wat hem voorkomt, aerdigh af te beelden. Na datwe dan nu de Jonge Leerlingen, volgens d’onderwijsinge vande kleyne begintselen hebben leeren aen stoelen en bancken gaen, en datse door de eerse wijse van doen, het beginstel van navolgingh hebben verkreghen, soo moet men haer seer neerstigh en langhe besigh houden in het na-teyckenen van goede, welgehandelde en uytvoerighe Teyckeningen, welcke wy oordeelen veel nutter en bequamer te zijn dan eenige Print-kunst; {Teyckenen na Teyckeningen seer nut.} de reden daer van is om datse in een goede Teyckeningh niet alleen en sien de schickinghe, vaste Teyckeningh, verstandighe witheydt der omtrecken, dagh en schaduwe, toetsen en hooghsels, maer sy sien daer met eenen oock de maniere van handelinghe en Teyckenachtighen aert, ’t welcke sy in een Print niet en sien, en by gevolgh daer oock niet uyt leeren konnen, dan met langen tijdt en grooten verdrietigen arbeyt, sonder dickwils een vaste maniere te bekomen, maer maecken dat hunne dingen nu sus, dan soo, luck raeck, komen uyt te vallen.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] {Remark about the Art of Imitation.} Beforehand we should point out that one can stimulate Children to anything that concerns the Art of Painting by means of the Art of following or imitation, because although it is impossible to prescribe everything that the Art of Drawing entails separately, as such the Art of Imitation gives great assistance to the Art of Drawing. Where can one find a Painter (says Quintilian), who has learned to draw everything that occurs in nature, yet an artful Master who has the right manner of imitation is never wanting to nicely depict all that occurs to him. After we have gotten the young pupils going with the instruction of the small principles of imitation, and that they have obtained the principle of imitation by this first action, as such they should be kept busy diligently and long with the drawing after good well-executed and comprehensive Drawings, which we believe to be much more useful and adequate than any Art of Print; {Drawing after Drawings is very useful.} the reason for this is that in a good Drawing they will not only see the composition, steady Drawing, sensible whiteness of the contours, light and shadow, touches and highlights, but they will also see the manner of treatment and nature of drawing, which they cannot see and therefore cannot learn from a Print, except after a long time and great sad labour, often without obtaining a steady manner, causing that their things will sometimes occur like this or that, haphazardly.
This section is not included in the English translation. [MO]
Conceptual field(s)
Quotation
Om deze en andere moyelijckheden te vermijden, soumen het Root-Krijt konnen verkiesen, dewijl sulcks meest altijdt bequaem is, daermen oock wel met Swart Krijt wat onder Teyckent, en eenighe toetsen en diepselen mede maeckt, soo als ‘et heden tendaghen noch veele Teyckeningen gesien worden, van Italiaense, en andere Meesters. {Wassen.} Oock teyckentmen met de Pinceel datmen wassen noemt, en dat doet men met Sappen en Incten, als daer is Roet, ofte Bitter uyt de Schoorsteen, gevreven Indigo, gemenght Root-Krijt, en diergelijcke: {Oost-Indische Inct de beste stoffe om te Wassen.} Maer voornamentlijck is den Oost-Indischen Inct een fraye stoffe, die sich met simpel Regen-water ghemenght seer wel en suyver laet gebruycken;
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] To avoid this and other difficulties, one might choose Red Chalk, while that is almost always adequate, with which can also draw underneath the Black Chalk and make some touches and depths with it, as one can nowadays see many Drawings, by Italian and other Masters. {Washing.} One also draws with the Pencil, which is called washing, and this is done with Juices and Inks, such as Soot, or Bitter from the Chimney, rubbed Indigo mixed with Red Chalk and such: {India Ink is the best material to wash with.} But foremost the India Ink is a beautiful material, which can be used well and purely mixed with rainwater;
École italienne
In this section Goeree explicitly discusses which choice of drawing material is best for each stage of the drawing process. [MO]
Conceptual field(s)
Quotation
Om ’t beleggen der vlakke Schaaduwen, wijst dit ons aan, dat’er niet meer als twee over elkander geslaagen artzeeringe moeten weezen, doch des noods zynde drie, en op de Rondigheid, of wykende party, maar een. De toetzen of diepzels, is de uiterste kracht van ’t kryt of roodaarde, dezelve word gereuzelt of geschommelt, want meer als drie artzeeringe over elkanderen, is overtollig en vergeefze moeiten, zo wel in ’t teekenen als Etzen, gelyk dit voorbeeld aanwijst. [ndr: reference to an illustration]
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] To build up flat shadows, it is advised, that there are no more than two hatchings on top of each other, if necessary three, and on the roundness, or declining parts, but one. The touches or depths are the utmost power of the crayon or read earth, it is rousled or scumbled, because more than three hatchings on top of each other is redundant and wasted effort, both in drawing as etching, as this example shows.
Conceptual field(s)
Quotation
Gaat dan heen, en haal de kleine gedeeltens, die door het uitveegen verflaaut geworden waaren, als ’t hair, Oogen, neus, mond, vingers en toonen&, hier en daar met toetsjes wat meerder op, dezelve neffens de Omtrek, op den dach heel teer en zacht houdende, de Schaaduw zyde een weinigje sterker: dus doende vertoont zich de ommetrek natuurlyk, en ’t geeft een ongemeene grootsheid en welstand, aan u beelden, of andere voorwerpen. Daar na zalmen de vlakke Schaaduwe, van booven, en allengskens tot beneeden toe, met een enkele artzeeringe taamelyk kloek aanleggen, zo gelyk, en evenwys van elkanderen, als ’t moogelyk zyn zal, dat ’s voor zo ver de geschaaduwde voorwerpen betreft. Dan de flaauwe tint of rondigheid begonnen, ook met een enkelde artzeeringe, maar heel zacht, min of meer, naar dat uw voorwerp is; want de mezetinten moeten nooit verdubbeld zyn.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Then continue and accentuate the small parts that had been diminished by rubbing out, such as the hair, eyes, nose, mouth, fingers and toes etc., here and there with small touches, keeping them – besides the outline – very delicate and soft in the light parts, the shadow side a bit stronger, on your figures and other objects. Afterwards one shall build up the flat shadow from high to the lower parts, rather strongly with some hatchings, just like and similar to each other, if possible for as far as the shadowed objects are concerned. Then one starts with the faint tone or roundness, also with a few hatchings, but very softly, as your objects demands it; because the mezzotints should never be doubled.
Conceptual field(s)
Quotation
DE bevalligheid van een welgesneede of geëtste Prent bestaat eerstelyk in een helder lichte en bruine schaduwe: hier onder verstaande, dat de zagte arceeringen op de gedaagde partyen byna onzichtbaar, en de toetsen of diepsels in tegendeel krachtig en zwart gehouden werden: ten tweden, dat het naakt fyn en dommelachtig, en de kleedinge wat grover of ruiger, naar hunne eigenschap, gearceert moeten zyn; doch alles zonder ommetrek, zo wel aan de zyde des lichts, als die der schaduwe, ja zodanig dat de uiterste ommetrek alleen door de tint der gronden, daar tegen aangeweezen, kenbaar werd. Maar om het werk tot de hoogste volmaaktheid te brengen, en het groot verstand en kennis des Meesters te meerder te doen uitmunten, moeten de tinten der koleuren, zo veel als 't mogelyk is, daar mede in aangeweezen worden. Doch dewyl een Prent niet geheel in de fraaije ordinantie, schoone beelden, cierlyk bywerk, zuivere en gladde sneede of geëtste trek bestaat, maar wel voornaamentlyk in een goede harmonie en redding van't geheel, is 'er ten hoogsten aangeleegen, dat men wel toezie om zulks voor alle dingen in acht te neemen.
[D'après DE LAIRESSE 1738, p. 631-632:] The Grace of well-etch’d or engraved Print consists, First, in a bright Light and dark Shade ; by which I understand, that the faint Hatching on the lighted Parts be kept almost imperceptible, and the shady Touches contrarily strong and dark. Secondly, that the Naked, or Carnations, be hatched fine and somewhat dull, and the Draperies courser and rougher, according to their Qualities ; yet all without any Outline, either on the light or shaded Side, even so that the Extremities be only formed by the Tint of the Grounds against which they come. But to give the Work the greatest Perfection, and shew the Judgment [ndr: understanding and knowledge] of the Master, the Tints of the Colours should also appear as much as possible : Yet as a Print does not so intirely consist of fine Ordonnance, beautiful Figures, elegant By-works, and neat cut or etch’d Strokes, as in a good general Harmony, so this Harmony ought to be principally studied.