NA-APEN (v.)
TERM USED IN EARLY TRANSLATIONS
APING (eng.)FILTERS
LINKED QUOTATIONS
Quotation
't Ghene wy voor desen alreede voor ghehouden hebben, moet hier en elders al wederom verhaelt worden; dat wy naemlick de kracht der oprechter imitatie niet behooren te stellen in 't nae-aepen van uytwendighe verciersels, maer dat wy meest van allen d'inwendighe kracht des wercks moeten uyt drucken. Laet ons dan altijdt nieuwe achtinghe daer op nemen, wat een sonderlinghe bevalligheydt d'oude Meesters in 't wercken ghehadt hebben; hoedaenigh haer voornemen gheweest is; wat maniere van stellinghe sy hebben ghebruyckt, als oock hoe dat hun selfs die dinghen, dewelcke maer alleen tot vermaeck scheenen te dienen, den wegh tot eenen eeuwigen naem hebben ghebaent. Voor end'alleer wy dese dinghen grondighlick begrijpen, soo en is het ons niet moghelick d'oude wel nae te volghen.
[Suggested translation, Marije Osnabrugge:] That which we have already proposed, has to be retold here and elsewhere; namely that we should not place the power of honest imitation in aping external embellishments, but that we most of all have to express the internal force of the work. Let us then always reconsider this anew, what a remarkable gracefulness the old Master have had in working; what has been her aim; which manner of composition they have used, as well as how those things which appeared to have only served entertainment, have paved the way to eternal fame. Not before we understand these things thoroughly, it is impossible to us to imitate the old well.
Anciens (les)
This section is not present in the first Latin edition (1637), but is included in the later Latin editions (1694). [MO]
Conceptual field(s)
Quotation
De Teyckeningen, Schetsen, ende Printen, moetmen in ’t sien met het verstant ende niet met handt ende ooge gebruycken om daer stucken ende brocken uyt te stelen, {Recht gebruyck der Print-Konst.} veel min om die geheel na te apen (al-hoe-wel dat oock zijn nuttigheyt heeft wanneer ’t wel wort aengeleyt, gelijckw’in onse Teycken-Konst leeren,) ende blijven alsoo geduerlijck door den Bril van een ander kijcken. Maer neen, men moet alleen de deughden, als fraye maniere van ordineeringhe, Teyckeningh, geestige gedachten ende verstandighe opmerckingen, door het besien, hersien, bedencken, overleggen ende herkauwen, trachten in sijn gemoet te drucken, ende daer in, met dickwils eraen te dencken, bewaren; invoegen sy door het toedoen van uwen Geest, niet meer eenes anderen, maer in U eygen vindingen verandert worden: Ten eynde sy oock in het ordineeren, t’samenstellen, ende vercieringen van uwe inventien als wijse Raets-mannen souden konnen dienen. Ende op dese maniere salmen vol van gedachten, vlugge van ordinnantie, rijp ende overvloedigh van Schilderachtige stoffe werden:
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] In observing the Drawings, Sketches and Prints, they should be used with the mind and not with the hand or eye to steal bits and pieces from it, even less to ape it entirely (although this also has its use when it applied well, as we teach in our Teycken-Konst,) {The right use of the Art of Print.} and they will continue to look through the Glasses of someone else. But no, one should aim to only impress the virtues, such as the lovely manner of composition, Drawing, clever thoughts and wise observations in his mind by looking, looking again, reasoning, deliberating and ruminating, and all this by repeatedly thinking about it, preserving; as such they will be turned into your own discoveries by the functioning of your Mind, and not those of someone else: So that they may serve as wise Councilors in the composing, ordering and decorating of your inventions. And this way one will become full of thoughts, quick of composition, mature and abundant of Painterly matter:
Conceptual field(s)
Quotation
Nu willen wy tot Besluyt Van het Op-Teyckenen en Uyt-voeren Spreecken, omtrent welcke, wel met een geleerde Oogh dient aengemerckt te werden, datmen de dingen diemen in ’t navolgen siet, niet alleen Manneken na Manneken na en aept, even als de Kinderen doen; maer datmen lette (het zy datmen na Print, Teyckeningh, of Schilderye yets doet) wat den Meester van sijn Principael, met alle het gene hy in sijn werck gemaeckt heeft, seggen wil; wat sijn gedachten daer omtrent zijn geweest; wat dese of gene treck, schaduw, licht of Hooghsel beteeckent, waer sy van daen komt, waerom hy het hier bruyn, gints noch donckerder, vlack, of licht gemaeckt heeft; en door wat middel, en om wat reden, en diergelijcke opmerckingh; om dat alles na den regel van proportie, sulcks oock in uwe Teyckeningh te brengen, en geleert inde Konst te werden.
Insghelijcks moetmen in ’t beschouwen van ’t natuerlijck leven aenmercken, door wat leden en deelen een dingh komt te wesen, soo als wy sien dat het is, of sich aen ons vertoont:
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] In closing, we now want to talk about the finishing of the draught and the execution, about which it should be remarked with a learned Eye, that one does not simply ape the things that one sees in imitating, Figure after Figure, like Children do; but rather that one pays attention (whether one does something after a Print, Drawing or Painting) to what the Master of the Original wants to say with all that which he has put in his work; what his thoughts were about it; what this or that line, shadow, light or Highlight means, where it comes from, why he has made it dark here and there even darker, flat or light; and by what means, and for what reason, and such observations; to apply all that, following the rule of proportion, in your Drawing, and become learned in the Art. Similarly, one should notice in the observation of the natural life, of what members and parts a thing consists, through which we recognize it and it shows itself to us:
Conceptual field(s)
Quotation
Invoegen het Modern schilderen voor geen konst geacht kan worden, wanneer de natuur enkelyk gevolgd is: want dan is het slechts een onvolmaakte nabootsinge, of wel een gebrekkelyke na-äapinge. Ja alwaar het schoon dat men een zaak natuurlyk uitgebeeld had, wel getekend, geordineerd, en voegelijk geschikt; landaard, manieren en gebruik, modes en dragten, als mede de koleuren duidelyk waargenomen en vertoond; zoo zal zulks nochtans, door rechte kenders voor geen konstig werk aangezien worden: maar als de Konst met de Natuur, wanneer zy door een schranderen en verheevenen geest van haare gebrekkelykheden gezuiverd en verbeterd is, gepaard, de overhand hebben, en dan de voornoemde deugden hier by gevoegd zyn, zal het zekerlyk een volmaakt en deftig Konststuk voortbrengen […] De nooitvolpreezene Anthoni van Dyk was in het Antiek zo wel uitmuntende als in 't Modern; hebbende in het laatste zo wel als in het eerste de voorzeide drie bevalligheden gelyk een staale wet gevolgd, […]
[D'après DE LAIRESSE 1738, p. 134:] The modem Painting can therefore not be accounted Art, when Nature is simply followed ; which is a meer imperfect Imitation or defective aping her. Even, were a Thing represented ever so natural, well-designed and properly ordered ; the Condition, Manners and Cuftom of the Country well obferved, and the Colouring most exact:, yet the Knowing will not think it artful: But when Nature is corrected and improved by a judicious Master, and the aforefaid Qualities joined to it, the Painting must then be noble and perfect [...] Van Dyk, never enough to be commended, gained Excellence in the antique as well as the modern Manner, by strictly following the aforesaid three Graces in both […]