GOEREE, Willem ( 1635-1711 )

ISNI:0000000107923092 Getty:500318536

Quotation

[...] gelijk dan ook de Genesers en Heel-Konstenaars wel een Getal van twaalf (dosijn-Werkers zijn immers Broddelaars?) Verscheyde Formen van Hoofden hebben aangewesen; die om datse meest alle van ’t algemeen Schoon en wel Geschapen afwijken, hier niet nodig zijn op te halen, dewijl de Schilder Konst de Mismaaktheyd geheel wel missen kan. Daar is in de Generale Klomp of Vorm van het Hoofd soo veel gelegen, dat een Konterfeytsel of Tronie na ’t Leven Geschilderd, niet wel ten uytersten kan gelijken, by aldien’er het Generaal van het geheele Hooft niet wel in waargenomen is, alswe in onse Teykenkunde[ndr: reference to his own work] breeder hebben geleerd.

Quotation

[...] gelijk dan ook de Genesers en Heel-Konstenaars wel een Getal van twaalf (dosijn-Werkers zijn immers Broddelaars?) Verscheyde Formen van Hoofden hebben aangewesen; die om datse meest alle van ’t algemeen Schoon en wel Geschapen afwijken, hier niet nodig zijn op te halen, dewijl de Schilder Konst de Mismaaktheyd geheel wel missen kan. Daar is in de Generale Klomp of Vorm van het Hoofd soo veel gelegen, dat een Konterfeytsel of Tronie na ’t Leven Geschilderd, niet wel ten uytersten kan gelijken, by aldien’er het Generaal van het geheele Hooft niet wel in waargenomen is, alswe in onse Teykenkunde[ndr: reference to his own work] breeder hebben geleerd.

Quotation

[...] gelijk dan ook de Genesers en Heel-Konstenaars wel een Getal van twaalf (dosijn-Werkers zijn immers Broddelaars?) Verscheyde Formen van Hoofden hebben aangewesen; die om datse meest alle van ’t algemeen Schoon en wel Geschapen afwijken, hier niet nodig zijn op te halen, dewijl de Schilder Konst de Mismaaktheyd geheel wel missen kan. Daar is in de Generale Klomp of Vorm van het Hoofd soo veel gelegen, dat een Konterfeytsel of Tronie na ’t Leven Geschilderd, niet wel ten uytersten kan gelijken, by aldien’er het Generaal van het geheele Hooft niet wel in waargenomen is, alswe in onse Teykenkunde[ndr: reference to his own work] breeder hebben geleerd.

Quotation

[...] gelijk dan ook de Genesers en Heel-Konstenaars wel een Getal van twaalf (dosijn-Werkers zijn immers Broddelaars?) Verscheyde Formen van Hoofden hebben aangewesen; die om datse meest alle van ’t algemeen Schoon en wel Geschapen afwijken, hier niet nodig zijn op te halen, dewijl de Schilder Konst de Mismaaktheyd geheel wel missen kan. Daar is in de Generale Klomp of Vorm van het Hoofd soo veel gelegen, dat een Konterfeytsel of Tronie na ’t Leven Geschilderd, niet wel ten uytersten kan gelijken, by aldien’er het Generaal van het geheele Hooft niet wel in waargenomen is, alswe in onse Teykenkunde[ndr: reference to his own work] breeder hebben geleerd.

Quotation

[...] gelijk dan ook de Genesers en Heel-Konstenaars wel een Getal van twaalf (dosijn-Werkers zijn immers Broddelaars?) Verscheyde Formen van Hoofden hebben aangewesen; die om datse meest alle van ’t algemeen Schoon en wel Geschapen afwijken, hier niet nodig zijn op te halen, dewijl de Schilder Konst de Mismaaktheyd geheel wel missen kan. Daar is in de Generale Klomp of Vorm van het Hoofd soo veel gelegen, dat een Konterfeytsel of Tronie na ’t Leven Geschilderd, niet wel ten uytersten kan gelijken, by aldien’er het Generaal van het geheele Hooft niet wel in waargenomen is, alswe in onse Teykenkunde[ndr: reference to his own work] breeder hebben geleerd.

Quotation

Het staet dan voor eerst by alle verstandige onfeylbaer vast, dat die een goet Schilder wil wesen, trachten moet een seecker ende volkomen Teyckenaer te zijn: {Een Schilder moet voor al een goet Teyckenaer zijn.} Gelijck wy daer van in onse Teycken-konst verscheyden aenmerckingen, tot bewijs der nootsaecklijckheyt van die Const doen. Soo is ‘et oock ten anderen noodigh dat den Schilder de Architecture ofte Bouw-kunde versta, volgens d’Exempelen van veel fraye en vermaerde Meesers die daer in hebben uytgebloncken, als in ons derde Boeck sal aengewesen werden. {Moet d’Architecture verstaen.}

Quotation

Het staet dan voor eerst by alle verstandige onfeylbaer vast, dat die een goet Schilder wil wesen, trachten moet een seecker ende volkomen Teyckenaer te zijn: {Een Schilder moet voor al een goet Teyckenaer zijn.} Gelijck wy daer van in onse Teycken-konst verscheyden aenmerckingen, tot bewijs der nootsaecklijckheyt van die Const doen. Soo is ‘et oock ten anderen noodigh dat den Schilder de Architecture ofte Bouw-kunde versta, volgens d’Exempelen van veel fraye en vermaerde Meesers die daer in hebben uytgebloncken, als in ons derde Boeck sal aengewesen werden. {Moet d’Architecture verstaen.}

Quotation

[...] gelijk dan ook de Genesers en Heel-Konstenaars wel een Getal van twaalf (dosijn-Werkers zijn immers Broddelaars?) Verscheyde Formen van Hoofden hebben aangewesen; die om datse meest alle van ’t algemeen Schoon en wel Geschapen afwijken, hier niet nodig zijn op te halen, dewijl de Schilder Konst de Mismaaktheyd geheel wel missen kan. Daar is in de Generale Klomp of Vorm van het Hoofd soo veel gelegen, dat een Konterfeytsel of Tronie na ’t Leven Geschilderd, niet wel ten uytersten kan gelijken, by aldien’er het Generaal van het geheele Hooft niet wel in waargenomen is, alswe in onse Teykenkunde[ndr: reference to his own work] breeder hebben geleerd.

Quotation

Het staet dan voor eerst by alle verstandige onfeylbaer vast, dat die een goet Schilder wil wesen, trachten moet een seecker ende volkomen Teyckenaer te zijn: {Een Schilder moet voor al een goet Teyckenaer zijn.} Gelijck wy daer van in onse Teycken-konst verscheyden aenmerckingen, tot bewijs der nootsaecklijckheyt van die Const doen. Soo is ‘et oock ten anderen noodigh dat den Schilder de Architecture ofte Bouw-kunde versta, volgens d’Exempelen van veel fraye en vermaerde Meesers die daer in hebben uytgebloncken, als in ons derde Boeck sal aengewesen werden. {Moet d’Architecture verstaen.}

Quotation

Het staet dan voor eerst by alle verstandige onfeylbaer vast, dat die een goet Schilder wil wesen, trachten moet een seecker ende volkomen Teyckenaer te zijn: {Een Schilder moet voor al een goet Teyckenaer zijn.} Gelijck wy daer van in onse Teycken-konst verscheyden aenmerckingen, tot bewijs der nootsaecklijckheyt van die Const doen. Soo is ‘et oock ten anderen noodigh dat den Schilder de Architecture ofte Bouw-kunde versta, volgens d’Exempelen van veel fraye en vermaerde Meesers die daer in hebben uytgebloncken, als in ons derde Boeck sal aengewesen werden. {Moet d’Architecture verstaen.}

Quotation

[...] gelijk dan ook de Genesers en Heel-Konstenaars wel een Getal van twaalf (dosijn-Werkers zijn immers Broddelaars?) Verscheyde Formen van Hoofden hebben aangewesen; die om datse meest alle van ’t algemeen Schoon en wel Geschapen afwijken, hier niet nodig zijn op te halen, dewijl de Schilder Konst de Mismaaktheyd geheel wel missen kan. Daar is in de Generale Klomp of Vorm van het Hoofd soo veel gelegen, dat een Konterfeytsel of Tronie na ’t Leven Geschilderd, niet wel ten uytersten kan gelijken, by aldien’er het Generaal van het geheele Hooft niet wel in waargenomen is, alswe in onse Teykenkunde[ndr: reference to his own work] breeder hebben geleerd.