BRODDELAAR (n. m.)
TERM USED IN EARLY TRANSLATIONS
BARBOUILLEUR (fra.)FILTERS
LINKED QUOTATIONS
Quotation
Wy weten wel datter in vele fraye Steden verscheyde Gilden zijn, by welcke de Inwoonderen een bysonder voor-recht genieten: {Gilden onder wie nootsaeckelijck.} […] ende niet soo seer op de vrye Const oeffeningh als de Schilder-konst is, die selfs uyt Liefde ende lust tot verposinge van een ander Ampt aen yeder vry staet te Oeffenen. Maer niet tegenstaende dit soo wel de waerheyt is, soo sijn doch de Gilden en Broederschappen, insonderheydt ontrent de Schilder-konst gansch onnoodigh, soo wanneer (gelijck het meest also gebeurt) dat soodanige Penningen daer voor men de Vrijheyt van sulcken Gilde of Broederschap Coopt, ende Jaerlicx moet op-brengen, niet en worden aengheleydt tot dien eynde, tot welcke die van outs her zijn in gestelt: {Tot wat eynde een Gilde behoorde te wesen.} namentlijck om in een Schat-kist opgeleyt te werden, ten eynde men des noot zijnde, de verarmde, siecke, ende ellendige Gilde-Broeders hun weecklijck onderhout daer van soude konnen uytreycken, ofte hunnen nagelatene Weesen op-queecken, een Gilde-kamer op te rechten; ofte soomen die door de misdadige voorsorge der achtbare Magistraet quame te verkrijgen, die met allerley Const-stucken, soo van Tafereelen, Beelden, Teyckeninghen, ende Const-Boecken te vervullen, Oeffen-Scholen op te rechten en wat meer tot voortsettinghe en Luyster der algemeene Teycken-kunde kon bedagt werden: Alsdan soude sulcke Steden toe-loop krijgen, den yver sou ontvoncken ende de Const tot op den hoogsten top gebracht en staende gehouden worden. Doch men brengt hier tegen in, dat sonder de Gilden, en bewaringe van haer voorrechten, de In-geboorne ofte vrye niet aen den kost en soude komen, noch bestaen konnen; {Of d’Inwoonders sonder Gilde konnen bestaen.}, daer op men tot antwoorde moet weten, dat die schult niet en moet geleyt worden, op de gene die van buyten komen, maer veel eer op de leuyheyt ofte onkunde vande Ingesetene self, welcke dickwils niets van hare hant voor een kundige ooge en konnen aenden dagh brenghen, ofte het wordt veelmael van een ghemeenen uytlander beschaemt. Maer indien aen alle Geesten vryheydt gegeven wiert, daer ware in ’t algemeen groote kans om fraye Basen aen te queecken, en alsoo noch andere van gemeene Steden in te locken; want dat schijnen immers onnatuerlijcke wetten, datmen knoeyers en broddelaars met bysonder voor-rechten wil beschermen, op datse niet t’eeniger tijt van Gaeuwer of neerstiger overtroffen en souden worden. {Vryheyt geeft occasie om Konsten op te queecken en in de Steden te locken.}
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] We know of course that in many nice Cities there are several Guilds, with which the Inhabitants have a special privilege: {Guilds, amongst whom necessary.} […] and it is not so much for the liberal Art practice such as the Art of Painting, which is open to practice to anyone from another profession out of Love and Desire. But notwithstanding this is the truth, the Guild and Brotherhoods, especially with regard to the Art of Painting, are truly unnecessary, as (which is what happens most frequently) such coins with which one buys the Freedom from such a Guild or Brotherhood, and has to pay yearly, are not used for the goal for which they were originally installed: {For which goal a Guild is supposed to exist.} namely to be placed in a Treasury, so that in case of need the poor, sick and miserable Guildsman may use it for their weekly sustenance, or to raise their surviving Orphans, to found a Guildhall; or if one would receive this through the criminal provision of the honorable Magistrate, to fill it with all sorts of Art works, like Paintings, Sculptures, Drawings and Art Books, to found Schools for Practice and what else can be thought of for the continuation and Luster of the general Art of Drawing: Then such Cities would get an onrush, the diligence would be ignited and the Art would be pushed towards the highest summit and be upheld. Yet one may contradict by saying that without the Guilds and the preservation of their privileges, the Inhabitants or Free men would not be able to make a living, or exist; {Whether the Inhabitants could exist without a Guild.}, on which one will be answered that the fault should be placed on those who come from outside, but rather on the laziness or incapability of the Inhabitants themselves, who often would not be able to show anything from their hand to a capable eye, or it would oftentimes be humiliated by a general foreigner. But if Freedom would be given to all Minds, there is generally a rather big chance to cultivate good Masters and lure others in from common Cities; as these seem to be unnatural laws, that one would want to protect bunglers and botchers with a special privilege, so that they will not be outdone any time soon by Quicker or more diligent [men]. {Freedom provides the possibility to cultivate Arts and draw [them] into the Cities.}
Conceptual field(s)
Quotation
[...] gelijk dan ook de Genesers en Heel-Konstenaars wel een Getal van twaalf (dosijn-Werkers zijn immers Broddelaars?) Verscheyde Formen van Hoofden hebben aangewesen; die om datse meest alle van ’t algemeen Schoon en wel Geschapen afwijken, hier niet nodig zijn op te halen, dewijl de Schilder Konst de Mismaaktheyd geheel wel missen kan. Daar is in de Generale Klomp of Vorm van het Hoofd soo veel gelegen, dat een Konterfeytsel of Tronie na ’t Leven Geschilderd, niet wel ten uytersten kan gelijken, by aldien’er het Generaal van het geheele Hooft niet wel in waargenomen is, alswe in onse Teykenkunde[ndr: reference to his own work] breeder hebben geleerd.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] …like the Physicians and Surgeons by the dozens (since mass-producers are botchers?) have pointed out different Shapes of Heads; which – as they most of all diverge from the generally Beautiful and Well-made – do not need to be repeated here, while the Art of Painting can do without all Deformity. There are so many elements in the common Lump or Form of the Head, that a Portrait or Face that is Painted after Life, cannot even resemble it a bit, if the General [characteristics] of the whole Head have not been observed in it, as we have elaborately taught in our Teykenkunde [ndr: reference to his own book].
Conceptual field(s)
Quotation
Zo dat het met recht wel te beklaagen is, dat wy daagelijks zo veel bequaame geesten, tot broddelaars zien worden, en dat alleenig door slecht onderwys. ’t Is wel waar dat de Natuur veel macht heeft, buiten d’onderwyzinge: maar men moet ook vast stellen, dat het onderwys, zonder hulp van de Natuur, kragteloos is: Want de Natuur is blind, zo de Konst haar oogen niet oopent.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Such that is truly to be regretted that we daily witness so many adequate minds turn into botchers, and this only because of bad instruction. It is true that Nature has a lot of power, besides the instruction: but we have to admit, that instruction is powerless without the help of Nature: Because Nature is blind, if Art does not open her eyes.
Conceptual field(s)
Quotation
[…] gelyk het veel maalen komt te gebeuren, dat in plaats van daar iets fraais en byzonders te leeren, gy een gantsche tyd genoodzaakt bent, om voor een geringe prys, daar gy naulyks het leeven mee op kund houden, op de Galey te Schilderen zoo als men ’t daar [ndr: in Rome] noemt; hier zegtmen voor Keelbeulen werken. Daar leid dan al u voorige Oeffening in d’as, en gy vind geen middel om u daar uit te redden: Invoegen gy al u Leeven een Broddelaar en Klad-aap blyft.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] […] as it frequently happens, that – instead of learning something beautiful and special – you are for a long time forced to paint in the galleys, as it is called there [ndr: Rome], for a low price on which you can barely stay alive; it is called to work for executioners. There you run all former practice to the ground and you cannot find a way to save yourself from it, meaning you will stay a botcher and daubing-monkey all your life.