BRODDER (n. m.)
TERM USED IN EARLY TRANSLATIONS
/FILTERS
LINKED QUOTATIONS
Quotation
Binnen de Stadt Theben wierdt op de Schilders soo naeuw acht genomen, datter niemant en mochte binnen de Mueren bancken, dan die uyt-stekende Geesten waren, en een Roem-ruchtigen Naem hadden: {Die van Theben jaghen de Brodders de Stadt uyt.} Ja diegene, welcke eenige Botte of onverstandighe Tafereelen maeckte, vervielen in een sware Boete, of moesten de Stadt ruymen: want de Overigheyt en wilde niet gedoogen dat den eenen Ezel voor den anderen souw sitten Kladden, en een Edele geachte Const met hun besmeerde Doecken in ’t Voet-sant helpen: tot welcken eynde sy een Verbodt lieten uyt-gaen, dat hem niemandt (die de Loffelijcke Schilder-konst als een rechtschapen Meester oeffende, ) sich en mochte vermengen met de Luyden van geringhe handt-wercken, often die maer van eenen slaefachtigen geest waren.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Within the City of Thebes they paid such close attention to the Painters that nobody was allowed to settle inside the Walls, than those who were excellent Minds and had a famous Name: {Those of Thebes chased the Botchers out of the City.} Yes those, who made some dull or unwise Painting, were given a heavy Fine, or had to leave the City: because the Government did not want to accept that a Donkey would sit and daub in front of the others, and would bring the noble Art to the Ground with their smeared Canvases: which made them impose a ban that nobody (who practiced the Praiseworthy Art of Painting as a righteous Master,) was allowed to mingle with the Type of man who made mediocre craftwork, or who were just of a slavish mind.
Conceptual field(s)
Quotation
Waarom wy dan ook, om dese beschroomde geesten niet bang te maken, het hatelijk en onschilderagtig woord Anatomie veelsints achter de bank smijten, en noemen dese nutte wetenschap liever niet een sagter naam Menschkunde; alhoewel de eerste benaming alrede onder de schilderkunstige konstwoorden, ingehuldigd en gemeen genoeg geworden is. Op de rest antwoorden wy; dat alhoewel, behalven de brodders, selfs eenige van de beroemde meesters der voorige eeuwen, niet geheel vry van de geseyde misslag zijn geweest, en somtijts Naakten hebben gemaakt, daar aan men de Spieren en muskelen niet met een sagte twijffelagtige betrecking, noch met een beklonckene vleesigheyd, of met poeseligheyd, of veilige ontspanningh, of volkomen opspanning en gehoorsaam werkende volsappigheyd, maar die veel eer als klotsen en schollen van harde klippen op en aan den anderen geflanst, schijnd te sien, men nogtans de mistasting van eenige dier groote Geesten soo seer niet en moet afleyden van de al te grondige kennis der muskelen, als wel daar van voorkomende, dat alhoewelse ’t regte pad bewandelen, sy mogelijk noch niet ver genoeg daar in doorgeboord, hun grondige kennis niet genoegsaam met de bevalligheyd van ’t leven en de schoonheyd hebben weten te vereenigen.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] For this reason, to not scare the shy minds, we would rather throw away the hateful and un-picturesque term Anatomie and prefer to call this useful science with the softer term Menschkunde; although the first term has already become appraised and common amongst the painterly art terms. What the rest is concerned, we answer that, although besides the botchers even some of the famous masters of the previous centuries were not completely void of the aforementioned mistake and sometimes made Nudes in which the muscles are not with a soft doubtful draught nor with a firm fleshiness, nor with plumpness, nor safe relaxation, nor complete tension or obediently working juiciness, but that appear to be cobbled together like blotches and slabs, one should not so much deduct the misguidance of some of those great Minds from the too profound knowledge of muscles, but rather coming from this, that although they walk the righteous path, they have possibly not gone deep enough into it, not having been able to satisfactorily combine their profound knowledge with the gracefulness of life and beauty.
Conceptual field(s)
Quotation
En niet tegenstaande wy weten, dat een Knibbelaar of Pluys-pens ons ligtelijk betwisten of loochenen kan, dat de schikking der Kleedingen ook tot de Mensch-kunde behoord; nogtans zijn wy van gedagten dat de Krokering, dat is de Ploying der Draperyen, voor soo veelse de veranderlijke Gesigt-stand der Ledematen noodwendig volgt, in dese verhandeling niet geheel mag uytgesloten zijn. Want gelijk het seker is, datman niet altijd Naakte, maar ook gekleede Beelden in de Schilder en Bootseeerkunde maakt, soo moeten alle verstandige Meesters altijd sorge dragen datmen in de Tafereelen niet alleen bloote Kleedingen daar een Kop met twee Handen en Voeten uyt hangen, maar ook waarachtige Mensch-beelden daar in kan ontwaar werden. Die haar hier in omsigtig wilden dragen, plagten hun Beelden altijd naakt te schetsen, en na datse tot haar Actie wel Geproportioneerd waren, schiktense de Kleedingen daarom heen. En dus kondense door de Natuurlijke schikking der Ployen, de Leden van haar Beelden, in haar Teykenkundige Trek bewaren, en doen sien datter een Mensch onder de Kleedingen stak. De Brodders en Weetnieten daar en tegen, meenen dat het genoeg is, datmen Handen en Voeten siet, en dat de Kop boven ’t Werk van een Kleermaker uytkijkt. Waarlijk sulke Beelden zijn de Kinder-Poppen niet ongelijk, die uyt wat Vodden en Lompen saam getodderd, een gebakken Tronie op de Borst, en twee Handen aan de Mouwen genayt hebben.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] And although we know, that a Miser may easily dispute or deny that the arrangement of the Clothing belongs to the Anatomy as well; nevertheless we are of the opinion that the Creases, that is the Folds of the Drapery, for as far as it necessarily follows the changing Perspective of the Limbs, may not be completely excluded from this discourse. Because as it it certain, that one does not always make Naked, but also dressed Figures in the Art of Painting and Sculpting, as such all wise Masters have to take care that one perceives not only separate Clothes from which a Head and two Hands and Feet stick out, but also true Human figures in it. Those who want to be careful about this, tended to always sketch their Figures naked, and after they were well proportioned with regard to their Action, they draped the Clothing around it. And thus they could preserve the Limbs of their Figures through the Natural arrangement of the Folds, in their Draught, and show that there was a Man underneath the Clothing. The Daubers and Know-nothings on the other hand, believe it is enough, that one sees the Hands and Feet, and that the Head stick out from the Work of the Tailor. Truly such Figures are not unlike Dolls, which are Rags put together, a baked Face on its Chest and two Hands knitted to the Sleeves.