AANGENAAMHEID (n. f.)
TERM USED IN EARLY TRANSLATIONS
/FILTERS
LINKED QUOTATIONS
Quotation
De opperste volmaecktheyd der Schilderyen is voornaemelick daer in gheleghen, dat dese vijf hoofd-stucken malckander in ’t werck soo vriendelick ontmoeten en soo wel met malckander over een draghen, datse door haeren onderlinghen eendraght een sekere soort van aenghenaemheyd ofte welstandigheyd (die ghemeynlick de Gratie ende Bevalligheydt der Schilderyen ghenaemt wordt) ’t saementlick uytstorten: Soo en is oock dese Gratie in haeren eyghen aerd anders niet, dan een soete en gantsch vriendelicke over een stemmige van allerley volmaecktheden in een stuck wercks op een ghehoopt: Het is de beste versaemelingh van d’aller beste dinghen. […] Ghemerckt dan dat de gheestigheyd der Inventie ons ghemoed soetelick plaght te verlocken, dat de nettigheyd der Proportie onse ooghen vaerdighlick plaght tot sich te trecken, dat de bequaemheyd der verwen onse fantasie door een aenghenaem bedrogh seldsaemlick plaght te beguychelen, dat de levendigheyd des Roersels onse ziele kraghtiglick plaght te verrucken dat de ordentelickheyd der schickinghe onse sinnen op een gantsch wonderbaerlicke wijse plaght te belesen; hoe en sal doch die Schilderye gheen sonderlinghe kracht in onse herten uytstorten, daer in sich alle dese hoofd-stucken eensaementlick laeten vinden:
[Suggested translation, Marije Osnabrugge:] The highest perfection of the paintings lies foremost therein, that these five chief principles meet eachother so pleasantly in the work and coincide so well with eachother, that they extent a certain kind of agreeability or convenance (which are commonly called the Grace and the Charm [NDR: both would be translated as Grace in English] of the paintings): As such this Grace is nothing else in nature, than a sweet and rather friendly harmony of all sorts of perfections combined in one piece of work: It is the best collection of the very best things (…) Seen that the spirit of the Invention tends to sweetly seduce our mind, that neatnes of the Proportion tends to capably pull our eyes towards it, that the adequate use of colours tends to confuse our fantasy extraordinarily by a pleasant deceit, that the liveliness of the mouvement tends to enchant our soul powerfully, that the order of the composition tends to instruct our senses in a rather miraculous way; how than can the Painting not spread a remarkable power in our hearts, in which all these principles can be found together:
While moving towards the conclusion of the third Book, Junius explains that the perfection (volmaaktheid) of an art work lies in the agreement (overeenstemming) of the five chief principles (hoofdstuk), as described in the previous chapters. He uses different terms for this perfection: aangenaamheid (agreeability), propriety (welstand), grace (gratie), charm (bevalligheid). He goes on to list the most perfect state of the different principles: spirit (geestigheid) of invention, neatness (netheid) of proportion, an adequate use (bekwaamheid) of colours, liveliness (levendigheid) of the movements and order (ordentelijkheid) in the composition. [MO]
Conceptual field(s)
ANGEL, Philips, Lof der Schilder-Konst, Leiden, Willem Christiaensz van der Boxe, 1642.
1 quotationsQuotation
Wy het beste verkiesende, laet ons eens insien wat wy tot Lof van onse Konst, die, hoe langher hoe meer verbastert werdt, weten aen den dach te halen, op dat de selve doch noch wat van haer blinckende stralen en klaer vertoonende aengenaemheyt, in wesen houden mach.
[proposition de traduction, Léonard Pouy:] Choisissant le meilleur, voyons ainsi ce que l’on peut révéler pour l’éloge de notre art, qui, aussi abâtardi soit-il devenu, n’en retient pas moins en son état quelquechose de son rayonnement éclatant et de son charme évident.
Conceptual field(s)
Quotation
En nadien dan alle dese dingen genoegsaam bewijsen, dat de verscheydenheyd der Schoonheyd en Bevalligheyd, ten opsigt der navolging in de Schilderkonst, niet ligt onder soo net bepaalde regelen te brengen is, datmense daar na, als na een onfeylbare Leest met aangenaamheyd, sonder verder waarneming van ’t Leven, in de Konst-tafereelen sou konnen overstorten; Soo staat ons in ’t voorby gaan aan te merken, dat een Leersaam Schilder sich uyt al sijn vermogen behoorde te beneerstigen, om door een geduurige beschouwingh van al wat hem van ’t menschelijk schoon voorkomt, het uytgelesenste daar van soodanig sijn gedagten kragtelijk in te drukken, en aan sijn inbeelding gemeen te maken, dat hy buyten de beschouwing van de selve, sich de schoonheyd van een Mensch, op verscheyde wijsen, en in onderscheyde trappen, soo bevallig en levendig kan verbeelden, als of hy de Schoonheyd selver voor hem had. {Hoe de Schoonheyd in de gedagten en ’t gemoet van den Schilder moet ingedrukt zijn.} En dit sal hy aldergeluckigst konnen doen, wanneer hy niet alleen wel en aandagtig sal na gespeurd hebben, welke Deelen en Partyen Schoon gemaakt zijn, en wat Proportie sy hebben moeten, om sulx volgens de Teykenkundige trek te verbeelden; maar dan voornamelijck, wanneer hy tot al het vorige, net sal hebben af gesien, door welk een Trap en toeval, dese en gene deelen de Schoonheyd in dit of dat voorwerp onderlingh aan ’t geheel vereenigt, Verminderd of Vermeerderd:
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] And as all these things sufficiently prove, that the diversity of Beauty and Gracefulness with regard to the imitation in Painting, is not easily to accommodate in clearly defined rules, which one can then, as with an infallible model could overflow in Art-scenes with loveliness and without any further observation of Life; As such we should note in passing, that a diligent Painter should endeavor with all his might, through a consistent observation of all that he perceives of the human beauty, to imprint that which he deems the most exquisite of it so strongly in his mind, and to make it common to his imagination, that he will be able to depict, without its direct observation, the beauty of a Man in different ways and in distinct steps, so lovely and lively, as if he had Beauty itself before his eyes. {How Beauty has to be imprinted in the thoughts and mind of the Painter.} And he will be able to do this best, when he has not only studied well and carefully which Parts and Elements have been beautifully made, and which Proportion they should have, to depict them with the Draught; but then especially, when with regard to all the previous, will have observed precisely by which Step and coincidence this and other parts unites, lessens or increases the Beauty in this or that object to the whole:
Goeree explains the artistic process by which the artist may reach Beauty (schoonheid, bevalligheid, aangenaamheid), especially in relation to the process of imitation (navolging), observation (waarneming, beschouwing) of life and imagination. [MO]