NAAM (n. m.)

FAME (eng.) · NAME (deu.) · NOM (fra.)
TERM USED IN EARLY TRANSLATIONS
/ · FAME (eng.) · LERNEN (deu.) · NAME (deu.) · NOM (fra.)
Anciens (les)

FILTERS

LINKED QUOTATIONS

4 sources
12 quotations

Quotation

So is het dan blijckelick dat onder 't ghetal van soo veele ende verscheyden Konsten door de welcke eenen grooten naem ende een ontsterffelicke beroemtheydt verworven wordt, dese Konste gheen van de geringhste en is, dewelcke daer af-beeldet alles watmen onder 't wijde uyt-spansel des Hemels bedeckt siet.

[Suggested translation, Marije Osnabrugge:] It is then clear that amongst the number of so many and diverse Arts in which a great name and immortal fame is obtained, this Art, which depicts all that one sees covered under the wide firmament of Heaven, is not one of the least.

Conceptual field(s)

L’ARTISTE → qualités
SPECTATEUR → jugement

Quotation

't Ghene wy voor desen alreede voor ghehouden hebben, moet hier en elders al wederom verhaelt worden; dat wy naemlick de kracht der oprechter imitatie niet behooren te stellen in 't nae-aepen van uytwendighe verciersels, maer dat wy meest van allen d'inwendighe kracht des wercks moeten uyt drucken. Laet ons dan altijdt nieuwe achtinghe daer op nemen, wat een sonderlinghe bevalligheydt d'oude Meesters in 't wercken ghehadt hebben; hoedaenigh haer voornemen gheweest is; wat maniere van stellinghe sy hebben ghebruyckt, als oock hoe dat hun selfs die dinghen, dewelcke maer alleen tot vermaeck scheenen te dienen, den wegh tot eenen eeuwigen naem hebben ghebaent. Voor end'alleer wy dese dinghen grondighlick begrijpen, soo en is het ons niet moghelick d'oude wel nae te volghen.

[Suggested translation, Marije Osnabrugge:] That which we have already proposed, has to be retold here and elsewhere; namely that we should not place the power of honest imitation in aping external embellishments, but that we most of all have to express the internal force of the work. Let us then always reconsider this anew, what a remarkable gracefulness the old Master have had in working; what has been her aim; which manner of composition they have used, as well as how those things which appeared to have only served entertainment, have paved the way to eternal fame. Not before we understand these things thoroughly, it is impossible to us to imitate the old well.

Anciens (les)

This section is not present in the first Latin edition (1637), but is included in the later Latin editions (1694). [MO]

Conceptual field(s)

SPECTATEUR → perception et regard
L’ARTISTE → qualités

Quotation

Nu gelijck de Schilder-Konst heeft toegenomen soo langh de mildtheyt ende rijcke belooningh der Grooten, de neerstigheydt der eergierige aenqueeckte om eenen onsterfelijcken naem te verkrijgen, wetende dat indien sy die konden bereycken het haer aen geen winste ontbreecken souden; {Soo langh de rijcke belooning duerde, was de Schilder-konst aen ’t bloeyen.} soo heeft sy in tegendeel wederom beginnen af te nemen soo dra de Gelt-Liefde, de Liefde tot de Konst, uyt de herten der mogende Coningen en Vorsten begonde te weeren, waer door aenstonts, de groote Meesters verminderden, en daer was by na niemant die de Konsten de handt boven ’t hooft hieldt;

[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Since the Art of Painting has increased as long as the kindness and rich reward of the Great has stimulated the diligence of the ambitious [men] to receive an immortal name, knowing that if they would manage to get it they would not miss out on profit; {As long as the rich reward lasted, the Art of Painting was flourishing.} to the contrary, she has again started to decline as soon as the Love of Money, started to push the Love for the Art out of the hearts of powerful Kings and Rulers, because of which the great Masters diminished, and there was almost nobody who took care of the Arts;

Conceptual field(s)

SPECTATEUR → marché de l'art

Quotation

De gansche Pogingh van een Schilder die na een geluckigh eynde traght, kan bequamelijck in dry onderscheyde tijden van Doeningh afgedeelt worden. d’Eerste is de studie diemen moet aenwenden om te leeren; De tweede, geleert zijnde, te yveren na eenen grooten naem: De derde, te arbeyden om een eerlijcken Rijckdom te verkrijgen. { ’t Gansche leven van een verstandigh Schilder in 3 tijden onderscheyden.}

[suggested translation, Marije Osnabrugge:] The whole attempt of a Painter who strives for a successful result, can adequately be divided in three separate moments of action. Firstly the study that one should apply to learn; Secondly, being learned, striving for a great name: Thirdly, working to obtain an honest Wealth. {The whole life of a wise Painters divided into three periods.}

Conceptual field(s)

SPECTATEUR → jugement
L’ARTISTE → qualités

Quotation

Nu soo staet inde twede tijt te letten op de middelen diemen moet aenwenden, om eenen heerlijcken ende grooten naem te bekomen: {2. Tijt om een grooten naem te bekomen.} Door de Eere (seght Iunius) wert de Schilder-Konst als door ’t rechte Lock-aes aengeset. Soo is oock de hope van een onsterffelijcken naem te bekomen, het eenigh oogh-merck der oude Vermaerde Konstenaers geweest; wetende dat indien sy dien konden bereycken, het haer aen geen winste ontbreecken soude. Men kan geen wegh, die daer op uytloopt nader practiseeren, dan te arbeyden om sich Universeel in de Konst te maecken, en gelijckmen seyt over al t’huys te zijn; {Datmen moet soeken algemeen in de Konst te zijn.} invoegen men alle ende een yegelijck kome te voldoen. Hoe menighmael sietmen door gebreck van dese algemeenheyt dat fraye Meesters hare Tafereelen bederven met yets daer by te maecken, op welcke sy haer niet en verstaen; als by Exempel een Beeldt-Schilder dat hy Lantschappen by sijn Historyen maeckt die niet en Deugen, of Gebouwen en anders tegen de order-maten ende perspectijf regeles daer by ordineert, ende dierghelijcke, als de verstandige genogh sal vatten: In alle welcke misslagen een Schilder niet en sal vervallen, by aldien hy sich op de alghemeene wetenschappen verstaet.
Men soude hier tegen konnen inbrengen, datter Remedien zijn om in desen geholpen te werden, {Tegenwerpingh van sommige.} ende datmen, gelijck het veel geschiet, sijne stucken door andere kan laten op maecken, als by voorbeelt, dat een Beelde-Schilder sijne verschieten van een Landtschap-Schilder laet maecken, of de Gebouwen van een die in de Architecture ende perspectijf verstaet, ende soo voort: Waerom een Landtschap-Schilder sijn stucken door een Beeldenaer kan laten stoffeeren, gelijckmen dat soo noemt: Invoegen datter dickwils twee, dry, à vier Meesters aen een Tafereel geschildert hebben. Hier omtrent heeft de Ervarentheyt geleert, dat de Beelden in soodanige stucken dickwils worden ingelapt even offer uyt de Lucht ingevallen waren, of immers daer in niet en hoorden. {Haer misslagh ontdeckt.} Want menighmael en wert van de Stoffeerders het voornemen vanden Meester noch de verkiesinghe van het Dagh-licht, noch de behoorlijcke wijckinge der gronden, de Perspectijf, Ja den ganschen aert van ’t Landschap niet verstaen; veel min dan datse het in het toe-passen harer Beelden in acht souden nemen: invoegen dat sy gantsch onge-aerde Beelden van eenen schoonen dag in een sommer Landtschap komen te maecken, en diergelijcke misslagen meer, die tegen de waerheyt der nature, en regelen van de Konst strijden. ‘k Hebbbe veelmael geobserveert, dat de Beeleen [sic, ndr.] ende Beesten, die vanden Lantschap-Schilder selfs daer in gemaeckt waren, die (hoe slecht sy oock mogten geteykent wesen) nochtans beter uyt eenen aert na het Landtschap geplaetst, en Geschildert waren, dan andere die al van een goet Meester daer waren by-geflanst. {Door ervarentheyt van veel voorvallen wederleyt.}

[suggested translation, Marije Osnabrugge:] In the second period it is important to pay attention to the means that one should apply to obtain a glorious and great name: {2. Period to obtain a great name.} The Art of Painting (says Junius) is stimulated by honor as if by a real bate. As such the hope of obtaining an immortal name, has been the only objective of the old Famous Artists; knowing that if they could reach it, they would not be lacking any profit. There is no road to follow more closely to arriver there, than to make oneself Universal in the Art, and to say to be at home anywhere; {That one should try to be general in the Art.} as such one will learn to do everything. How often one sees that through the lack of this generality good Masters spoil their Paintings by adding something to it, which they do not master; As if, for example, a Painter of Figures makes Landscapes for his Histories that are not good, or composes Buildings and such against the proportional sizes and rules of perspective to it, and such, which the wise will readily understand: A Painter would not fall into these mistakes, if he understands the general sciences of all this. One could contradict this [by saying] that there are remedies to assist in this, {The counterargument of some.} and that one, as happens often, can have his pieces be drawn up by others, like for example, that a Painter of Figures has his perspectives drawn up by a Landscape Painter, or the Buildings by someone who understands Architecture and Perspective, et cetera: This is why a Landscape Painter can have his pieces be filled in by a Figure painter, as one calls it: As such there are often two, three or four Masters who have worked on a Painting. In this regard the experience has taught us, that the Figures in such works are often thrown in as if they had fallen in from the sky, or did not belong there. {Their mistake discovered.} Because oftentimes the idea of the Master nor the selection of the Day-light nor the appropriate deviation of the ground, the Perspective, yes the whole nature of the Landscape is not understood by those who fill in the picture; even less so that they would take it into consideration in their Figures: as such they arrive at making rather inappropriate Figures of a beautiful day for a gloomy Landscape and more of such mistakes, which strive against the truth of nature and the rules of the Art. I have often seen that Figures and Animals that had been made by the Landscape Painter himself, (however bad they may have been drawn) had been placed and painted much better in character with the Landscape than others that had been thrown in it by a good Master. {Contradicted by the experience of many cases.}

Conceptual field(s)

SPECTATEUR → jugement

Quotation

Voor alle dingen moet oock een Meesterlijck Schilder wil hy eenen goeden naem behouden, seer na-denckende en omsichtigh in al sijn doen wesen, insonderheyt ontrent sijn Inventien, en by-een ordineeringe der Historyen, op dat hy niet alleen geen onmogelijcke of Konst-strijdige dingen voort en brenge; {Een Schilder moet omsichtig ende nadenkdende wesen.} maer dat hy doch in geenen deele dingen maeckt, van welcke, of de Luyden diese toehooren, of andere diese beschouwen sullen, eenen quaden uytlegh daer van doen komen, of oock buyten de Intenty vanden Schilder, oorsaeck van beschimpingh verleenen. Hierom is ‘et datmen sich altijdt wel vanden sin en waerheydt van sijn voornemen moet verseeckeren, datse op een goede meeninge, en in reden bestaende uytlegh gegrontvest is.

[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Above all a Masterly Painter should also, if he wants to keep his good name, be very thoughtful and careful in all his behavior, especially with regard to his Inventions and the way he brings together the composition of his Histories, so that he would not only avoid to bring forth impossible things or those that go against Art; {A painter has to be careful and thoughtful.} but that in no case he would make things, about which the people to whom they belong or others who see them, would get a bad explanation from them, or also give cause for taunting outside the Intention of the Painter. Therefore one should always ascertain himself well of the meaning and truth of his plan, that it is based on a good opinion and an explanation consisting of reason.

Conceptual field(s)

L’ARTISTE → qualités
SPECTATEUR → jugement

Quotation

Daer is oock noch een ander middel, waer door den Schilder hem selven een Vermaerde Naem kan maecken: Namentlijck dat hy somtijts, tijt en vlijt daer toe aenwent, om eenige van sijn beste ordinantien en teyckeningen in print uyt te geven: {Datmen sich door Printen uyt te geven kan in naem brengen.} Want vermits die de geheele Werelt door-wandelen, en in alle Liefhebbers handen komen, en dat de Schilderyen meest altijt maer in eene plaets blijven, soo is licht af te nemen dat men door eenige Print-Konst in de Wereldt te brengen, meerder bekent kan worden.

[suggested translation, Marije Osnabrugge:] There is also another way, by which the Painter can make a Famous Name for himself: Namely that he sometimes, uses time and effort to publish some of his best composition and drawings in print: {That one can make a name for himself by publishing Prints.} Because these spread all over the world, and come into the hands of all Amateurs, and paintings usually always stay in one place, it is easy to conclude that one can become more famous by bringing some Prints into the World.

Conceptual field(s)

SPECTATEUR → jugement
SPECTATEUR → marché de l'art

Quotation

Indien yemandt waerlijck den naem van een groot Meester verdient, en dat sijne Wercken vol vande ware deught der Konste konnen ge-oordelt worden, en dat sy alle nootwendigheden, soo van goede Teyckeningh en proportie, behoorlijcke reddinge en houdinge in haer hebben, die over een komen met de Plaets van ’t licht, in welcke de voorwerpselen zijn; en dat de schaduwen en dagen geschickt zijn, na de occasie van welcke sy werden voort gebracht; en dat voorts alle de Beelden gedisponeert en gecoloreert zijn, na den inhout van de Historye diemen wil vertoonen; daer-en-boven datse aendachtigh ende werckelijck hun doeningen en hertstoghten voort-brengen, die met haer gansche standt overeen komen; soo machmen wel op sijn Konst vertrouwen, nochtans nedrigh van herten, en ghemeensaem van ommegangh wesen: {Wat d’hovaerdy dickwils te wege brenght.} Want de hovaerdy maeckt onse Vyanden listigh, om met Leugenen en quade parten, onsen goeden naem en faem te ondermijnen; die niet als door sich wel ende loffelijck ontrent mindere Meesters te dragen, en konnen overwonnen worden.

[suggested translation, Marije Osnabrugge:] If someone truly deserves the name of great Master, and that his Works are judged to be filled with the true virtue of Art, and that they have all the necessities such as good Design and proportion, acceptable distribution of colors and harmony in them, that coincide with the location of the light, in which the objects are placed; and that the shadows and lights are appropriate, after the occasion in which they originate; and that furthermore all the Figures are placed and colored after the content of the History that one wants to portray; moreover that they produce their actions and passions carefully and naturally, which coincide with their whole pose; as such one may trust his Art, yet be humble of heart and social in interaction: {What pride often generates.} Because pride makes our enemies deceitful, to undermine our good name and fame with Lies and evil guiles; which can only be defeated by behaving oneself honorable with regard to the lesser Masters.

Conceptual field(s)

L’ARTISTE → qualités
SPECTATEUR → jugement

Quotation

Indien staet zijnde, is het tijt om na eerlijck Gewin en Rijckdom om te sien. {3. Tijt van een groot Meester om Rijckdom te krijgen.} Soo ras men sich kan verseeckeren datmen door sijn gedane Neerstigheydt een volkomen Meester geworden is, die sonder alle hulp van andere onderwijsers alleen kan voort studeeren, en dat sijnen Naem daer by begint vermaert te werden, soo moetmen trachten sich selven over al in de gunste der Menschen in te dringhen; {Gunste der groote en Konstkenners.} insonderheyt meest ontrent de groote, als Koningen, Princen, Vorsten en Heeren, ende wel voornamentlijck by die, welcke door Liefde tot de Konst, de Konstenaer beminnen, ende deselve door rijckelijck te beloonen de handt boven ’t hooft houden: Oock omtrent verstandighe en Geleerde Heeren, die goede Konst-kenders zijn, ende u hier en daer konnen voor-draghen, en Recommanderen daer wat Meesterlijcks te maecken valt. 

[suggested translation, Marije Osnabrugge:] When one has arrived there, it is time to look after honest Profit and Wealth. {3. Period for a great Master to obtain Wealth.} As soon as one can be sure that he has become a perfect Master through his past Diligence, who can proceed his studies without any assistance of other teachers, and moreover that his name is starting to become famous, as such one should attempt to come into the favor of Men everywhere; {The favor of the great and the Connoisseurs.} especially with regard of the great such as Kings, Princes, Rulers and Lords, and principally with those who, for the Love of Art, love the Artist and protect him by rewarding him copiously: Also with regard to sensible and Learned Gentlemen, who are good Connoisseurs, and may be able to introduce you here and there and advice were something Masterly is to be made.

Conceptual field(s)

L’ARTISTE → qualités
SPECTATEUR → perception et regard

Quotation

{Vereisch in ’t gemeen.} Dewijle een schilder de nature vereeuwigen wil, en graag met zijn konstige werken zijne naam; zoo is vooral van nooden, dat hy Panneel en doek zoodanig bereide, dat hy zijn oogmerk bereike en de betaalder van de konst niet te klagen heeft: ’t welk met reden niet geschieden kan; als men op duirsaame tafereelen, duirsame Verwen konstig na de nature schildert.

[translation: BEURS, en préparation, transl. Myra Scholz:] {General requirement} Since a painter wants to immortalize nature, and by means of his artworks his name as well, it is most important that he prepare the panel and canvas in such a way that he achieves his aim, and that the person who pays for the art has no complaints—and he will have no reason for such if one skillfully paints true to nature on durable painting surfaces with durable colors.

Conceptual field(s)

SPECTATEUR → jugement

Quotation

Tien jaar om het verstand te rypen, en den geest op te wekken, is twee en twintig. Tien jaar om het leeven te onderzoeken en t’ordineeren, is twee en dertig; dan noch tien om uit te munten in ’t algemeen, zo in Theorie als Practyk, maakt zaamen twee en veertig, die nu vyftig, en meer bereiken kan, zyn de jaaren om een doorlugtigen naam, eer en geld te verkrygen. Zo is ’t dat ik de koers gereekent, of liever verdeeld heb, van een braaf Schilder, of Konstenaars leeven. Doch den Heemel beschikt het naar zyn welgevallen, helpt den eenen wat vroeg, en den anderen wat laater, absque ingenio, labor inutilis, dat is, zonder bequaamheid is ’t vergeefs gearbeid. Dierhalven zo leert ons de ervarentheid, dat de alderbeste middelen om in de Teekenkonst te vorderen is, wanneer men jong zynde, een bequaame geest, goed onderwys, en een volstandige naarstigheid heeft: waar van de laatste, de moeielykste dingen, gemakkelijk doet worden.

[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Ten years to ripen the mind and incite the spirit, makes twenty-two. Ten years to investigate the life and to compose, makes thirty-two; then another ten to excel in general, both in Theory and Practice, makes forty-two, he who can reach fifty, which are the years to obtain an illustrious name, honour and money. This is how I count, or rather divide, the course of the life of a good Painter or Artist. Yet the Heaven determines it to its own desire, helps one [ndr: artist] a bit early, the other somewhat later, absque ingenio, labor inutilis, that is: without aptitude labour is in vain. Therefore the experience teaches us, that the best means to advance in the Art of Drawing is to have an adequate spirit, good instruction and enduring diligence: the latter makes the hardest things easy.

term translated by NAME
term translated by NOM

Conceptual field(s)

L’ARTISTE → qualités
SPECTATEUR → marché de l'art

Quotation

Voorwaar men hoeft zich dan niet te verwonderen, dat die Groote Meesters, haar zo veel aan de Teekening hebben laaten geleege leggen, en geen tyd of moeiten ontzien, om die volkoomentlyk te leeren, en daar door tot de hoogste top der volmaaktheid te geraaken, zynde verzeekert, dat zo zy een Eeuwige naam wilde verdienen, door dat middel dezelve zoude kunnen bekoomen. […] Hier zoude moogelyk iemand teegen werpen, dat de groote agting, die men voor zodaanige Printen en Teekeningen heeft, juist niet om de schoonheid of deugd is, maar eerder om de oudheid, voornaamentlyk, om dat zy zo quaalyk te bekoomen zyn, want het geen overvloedig en gemakkelyk te krygen is, werd doorgaans weinig geagt: welke Redeneeringe, by sommige niet onwaarschynlyk voorkoomen zou, maar myns oordeels, by de verstandige geen indruk vinden: […] Het is ook onweederspreekelyk, dat alles ’t geen volmaakt Schoon en Deugdzaam is, aldermeest gewenscht en ’t zorgvuldigste bewaard word.

[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Truly one does not have to be amazed that those great masters, have placed so much emphasis on the Drawing and did not waste time nor effort, to learn it perfectly, and by that way reach the highest top of perfection, being certain, that if they had wanted to deserve an eternal name, they would be able to receive it by that means. […] Here one could perhaps object that the great esteem that we have for such prints and drawings are not because of the beauty or virtue, but rather for their age, mostly, because they are so difficult to get, as that which is abundant and easy to get, is often little esteemed; which argument would not appear to be unlikely to some, but to my opinion will not receive agreement from the wise: […] It is also indisputable, that everything which is beautiful and virtuous is most sought-after and kept in the most careful way.

term translated by NAME

Conceptual field(s)

L’ARTISTE → qualités
SPECTATEUR → marché de l'art