ARCERING (n. f.)
TERM USED IN EARLY TRANSLATIONS
/FILTERS
LINKED QUOTATIONS
Quotation
Dan een verstandigh Oeffenaer moet de natuer der Teycken en Schilder-Konst volgen. Maer inde verlichterie, diemen doet omtrent Printen of Gedruckte Kunst, daer moetmen letten hoedanigh den Meester en Plaet-Snyer de trecken, hier hart, daer flaeuw en sacht gemackt heeft, en soo oock aengaende de schaduwen door de Artseeringen aengewesen, op datmen daer de sterckheydt van Coleuren bequaemelijck na schicken magh, en al isset datmen in desen de Artseeringhen sachtelijck door de Verwen siet speelen, ’t salder niet en slimmer om moghen gheacht wesen.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] A sensible Practitioner should follow the nature of the Art of Drawing and Painting. But in the Illumination that is done regarding Prints or Printed Art, one should pay attention how the Master and Engraver has made the lines, here hard, there weak and soft, and similarly regarding the shadows that are marked by hatchings, to make the force of the Colours according to it, and although it might be that one softly sees the Hatchings through the Paints, it will not be thought of any less.
Conceptual field(s)
Quotation
En al-hoe-wel dit [ndr: teyckenen met de Schrijf-Penne] selfs by veele Meesters is in Oeffeninge geweest, soo moetmen weten dat sy deselve meest hebben ghebruyckt, om veerdigh ende met stoute artseringhen haer dingen Meesterachtigh aen te wijsen, dat oock meest maer ruwe dingen en zijn, maer daer toe gebruycktmen oock wel in plaets van een Schrijf-Penn een Pen van Riet {Riet-Pen.}, (…) Men neemt in ’t gemeen de stucken tot de Pennen een Spanne langh, en versnijdt die als een Schrijf-Pen, datmen hier aen twee eynden kan doen, de spleet moet wat langhachtigh zijn op datse wat losser vloyen soude, en een weynigh fijn, om soo wel luchtige en Eele trecken, als breede en smeerige strijmen daer mede te konnen halen. Dese Riet-Pen is seer bequaem om Landschappen, Ruynen, ende andere rustige dinghen te Teyckenen; heeft een bysondere lossigheyt in ’t handelen, in ’t gemeen ghebruycktmen die met Roet en schoon Water, oock wel een wynigh gemeenen, ofte Oost-Indischen Inct daer onder, dat een aerdigh ghebroocken Coleur geeft;
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] And although this [ndr.: drawing with a Writing-Pen] has even been practiced by many Masters, as such one should know that they have used it mainly to competently and with bold hatchings point out their things in a masterful way, which often are but rough things, but for this one also uses a Reed-Pen instead of a Writing-Pen {Reed pen.}, (…) For the pens one commonly takes a piece of a span [ndr.: circa 20 cm], and cuts it like a Writing Pen, which one can do here on both sides, the slit should be rather long for it to flow more loosely, and rather subtle, to be able to make airy and noble as well as broad and dirty stripes streaks with it. This Reed Pen is very adequate to draw Landscapes, Ruins and other calm things; it also has a particular looseness in handling, in general one uses it with Soot and clean Water, also with some general or Indian ink underneath it, which provides a nice broken Colour;
In this section Goeree explicitly discusses which choice of drawing material is best for each stage of the drawing process. [MO]
Conceptual field(s)
Quotation
Maer men moet zich wachten van al te stijve geregelde trekken, die men arseeringen noemt: want behalven dat zy nergens toe dienstig zijn, zoo doen zy door haere langwijlicheit den
aendacht sluimeren. Laet uwe penstreeken los en onbedwongen alleen der dingen zwier en de schaduwen uitbeelden.{...} Deeze wijze is ook allerbequaemst om Lantschappen na't leven te teykenen, dewijl de Pen tot loof en bladeren, en gebrooke gronden, en steenwerk allerbequaemst is; en de Pinseel tot het aenveegen van een eenparige schaduwe.
[BLANC J, 2006, p. 113]Mais il faut se garder de ces traits par trop secs et réguliers que l'on nomme hachures. Outre qu'ils ne sont utiles nulle part, ils font par leurs monotonies somnoler l'attention. Faites que vos traits de plumes, relachés et débridés, ne représentent que le mouvement et les ombres des choses. {...}Cette façon est aussi la plus commode pour dessiner des paysages sur le vif. La plume, en revanche, est utile pour les feuillages, les feuilles, les sols accidentés et les pierres, et le pinceau pour le balayage d'une ombre unie.
Conceptual field(s)
Quotation
Om ’t beleggen der vlakke Schaaduwen, wijst dit ons aan, dat’er niet meer als twee over elkander geslaagen artzeeringe moeten weezen, doch des noods zynde drie, en op de Rondigheid, of wykende party, maar een. De toetzen of diepzels, is de uiterste kracht van ’t kryt of roodaarde, dezelve word gereuzelt of geschommelt, want meer als drie artzeeringe over elkanderen, is overtollig en vergeefze moeiten, zo wel in ’t teekenen als Etzen, gelyk dit voorbeeld aanwijst. [ndr: reference to an illustration]
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] To build up flat shadows, it is advised, that there are no more than two hatchings on top of each other, if necessary three, and on the roundness, or declining parts, but one. The touches or depths are the utmost power of the crayon or read earth, it is rousled or scumbled, because more than three hatchings on top of each other is redundant and wasted effort, both in drawing as etching, as this example shows.
Conceptual field(s)
Quotation
Gaat dan heen, en haal de kleine gedeeltens, die door het uitveegen verflaaut geworden waaren, als ’t hair, Oogen, neus, mond, vingers en toonen&, hier en daar met toetsjes wat meerder op, dezelve neffens de Omtrek, op den dach heel teer en zacht houdende, de Schaaduw zyde een weinigje sterker: dus doende vertoont zich de ommetrek natuurlyk, en ’t geeft een ongemeene grootsheid en welstand, aan u beelden, of andere voorwerpen. Daar na zalmen de vlakke Schaaduwe, van booven, en allengskens tot beneeden toe, met een enkele artzeeringe taamelyk kloek aanleggen, zo gelyk, en evenwys van elkanderen, als ’t moogelyk zyn zal, dat ’s voor zo ver de geschaaduwde voorwerpen betreft. Dan de flaauwe tint of rondigheid begonnen, ook met een enkelde artzeeringe, maar heel zacht, min of meer, naar dat uw voorwerp is; want de mezetinten moeten nooit verdubbeld zyn.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Then continue and accentuate the small parts that had been diminished by rubbing out, such as the hair, eyes, nose, mouth, fingers and toes etc., here and there with small touches, keeping them – besides the outline – very delicate and soft in the light parts, the shadow side a bit stronger, on your figures and other objects. Afterwards one shall build up the flat shadow from high to the lower parts, rather strongly with some hatchings, just like and similar to each other, if possible for as far as the shadowed objects are concerned. Then one starts with the faint tone or roundness, also with a few hatchings, but very softly, as your objects demands it; because the mezzotints should never be doubled.
Conceptual field(s)
Quotation
Daar is geen beeter Manier om op wit Papier te teekenen, (’t zy Beelden of Landschap, en die zulke goede Inleidinge geeft, tot de Graveer of Etskunde,) als met Rood-aard; ’t geen lieffelyk in ’t aanschouwen, maar smettelyk in ’t handelen is, doch niet met fyne streepen, gelyk de jonge Graveerders gemeenlyk doen, of het zo genaamde Dommelen; maar het Kloeke Artzeeringe, en nooit meer dan twee of driemaal over elkanderen geslaagen, door de welke men verkrygt een vaste hand, en kennisse van ’t beloop der dingen diemen voor heeft, naar haar hoedaanigheid, rond, of kantig; als Naakt, Kleedinge, Gronden en Steenen, met de verkortinge of Perspektief: alzo doende, zullen wy het regte spoor koomen te volgen, en ongevoelig geraaken, tot de fraaje handeling van ’t wit Kreon.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] There is no better way to draw on white paper, (whether figures or landscape, and which gives such good introduction to the art of engraving and etching,) than with red earth; which is lovely to see, but messy to handle, although not with thin lines, as the young engravers generally do, or the so-called dommelen; but the strong hatching – never more than two or three times on top of each other – by which one gets a steady hand and knowledge of the way of things that one intends [ndr: to make], round or sharp; such as nude, drapery, ground and rocks, with foreshortening or perspective: by doing this, we will eventually come to follow the right track and become insensitive to the beautiful handling of the white crayon.
Conceptual field(s)
Quotation
DE bevalligheid van een welgesneede of geëtste Prent bestaat eerstelyk in een helder lichte en bruine schaduwe: hier onder verstaande, dat de zagte arceeringen op de gedaagde partyen byna onzichtbaar, en de toetsen of diepsels in tegendeel krachtig en zwart gehouden werden: ten tweden, dat het naakt fyn en dommelachtig, en de kleedinge wat grover of ruiger, naar hunne eigenschap, gearceert moeten zyn; doch alles zonder ommetrek, zo wel aan de zyde des lichts, als die der schaduwe, ja zodanig dat de uiterste ommetrek alleen door de tint der gronden, daar tegen aangeweezen, kenbaar werd. Maar om het werk tot de hoogste volmaaktheid te brengen, en het groot verstand en kennis des Meesters te meerder te doen uitmunten, moeten de tinten der koleuren, zo veel als 't mogelyk is, daar mede in aangeweezen worden. Doch dewyl een Prent niet geheel in de fraaije ordinantie, schoone beelden, cierlyk bywerk, zuivere en gladde sneede of geëtste trek bestaat, maar wel voornaamentlyk in een goede harmonie en redding van't geheel, is 'er ten hoogsten aangeleegen, dat men wel toezie om zulks voor alle dingen in acht te neemen.
[D'après DE LAIRESSE 1738, p. 631-632:] The Grace of well-etch’d or engraved Print consists, First, in a bright Light and dark Shade ; by which I understand, that the faint Hatching on the lighted Parts be kept almost imperceptible, and the shady Touches contrarily strong and dark. Secondly, that the Naked, or Carnations, be hatched fine and somewhat dull, and the Draperies courser and rougher, according to their Qualities ; yet all without any Outline, either on the light or shaded Side, even so that the Extremities be only formed by the Tint of the Grounds against which they come. But to give the Work the greatest Perfection, and shew the Judgment [ndr: understanding and knowledge] of the Master, the Tints of the Colours should also appear as much as possible : Yet as a Print does not so intirely consist of fine Ordonnance, beautiful Figures, elegant By-works, and neat cut or etch’d Strokes, as in a good general Harmony, so this Harmony ought to be principally studied.