Aldus verdreven wesende, salmen onder het uyterste van het Landtschap, boven ’t flaeuwste, ofte daer de Locht achter de Berghen, en beneden den Orizont of Zichteynder schijnt te gaen, een geheel dun Masticot strijcken, leggende alsoo een streeck langhs het voorschreven Landtschap, of Berghen, en drijven dan alsoo van onderwaerts, naer het Purperken toe, tot het daer in smelte en sich verliese: ’t Welck met een luchtige en veerdighe handt sonder daer in te knoeyen wil gedaen wesen, want anders wort het vuyl, en loopt somtijdts oock wel perijckel om door ’t Papier heen te arbeyden.
Het Tweede Deel vande Verlichterie-Kunde. Het tweede Capittel . Hoemen allerhande Lochten na de Getempertheydt des Weders aenleggen, handelen en Coloreren sal, p. 4-5
Doch laet ons weder keeren tot het begin van stellinghe, en leeren de eerste Schets van een goede Teyckeningh aenvanghen, datmen na alles ’t geen geseyt is, alsdan met een luchtige handt yder op sijne eygene plaets doen moet, eerst de voornaemste deelen, daer na de mindere, en voorts al watter in is, soo sal het sich terstont openbaren of uwe gissinge en stellinge goet sal zijn; {Men moet sich in ’t stellen van elcken treck verseeckeren.} Doeter noch by, dat ghy u van elcken treck die ghy aenwijst, eerst met goede reden en opmerckinge verseeckert, wel acht ghevende op de groote en generale parthyen, latende de kleynigheden en breeckingen der groote deelen varen, tot nader stellinge en Correctie, waar vanw’in ’t vervolgh sullen spreecken;