Wanneermen nu Verlichterie Schildert, die men selfs Inventeert en Teyckent, Copieert, ofte dat men eenige Print-Konst natuerlijck wil Coloreeren, soo salmen oock altijdt acht geven op de eenparigheydt en vlackigheydt, en oock bysonderlijck op de houdingh, of voor en achter uytwijcken, ’t welck hier door t’onderscheyt der stercke en flaeuwe Verwen moet voortgebracht werden, met die vlack en proportioneel verminderende aen te leggen, sonder dat die eenige hardigheyt of stijvigheyt veroorsaecken.
Het Tweede Deel vande Verlichterie-Kunde. Het eerste Capittel. Raeckende de Oeffeningh en gebruyck der Water-Verwen, omtrent allerhande dingen in ’t bysonder, om die natuerlijck na de Konst te Coloreeren en te Schilderen, p. 2
De Beelden (om daar mede aan te vangen) moet een Schilder eerst aanleggen, ’t zy in een Kamer, Landschap of andere vergaderplaats van menschen. {Kamern.} In een Kamer maakt men niet onvoegelijk, ’t agterste, dat verst afwijkt, op het laatste: {Landschappen.} dog in een Landschap na de beelden (als’er in koomen door de geschiedenis of vermaak) de logt, bergen en gronden van agteren na de voorgrond toe, en als zulx is gedaan, verçiert men ieder grond met zijne boomen, kasteelen, huisen tuinen enz. elk voorwerp en grond volgens die kragt en flaauwheid; die de nabyheid of verheid na evenredenheid volgens de doorzigtkunde gebied. {Bloemstukken.} Een Bloemschilder mag wel eerst zijne bloemen en bladeren schilderen, die in ’t sonneligt dan die in de schaduwe koomen; […] waar na hy zijn hof of landschap zoodanig kan behandelen, als hy oordeelen zal, dat de welstand van zijn bloemen (of ook vrugten) die zijn voornaamste oogmerk zijn zullen toelaaten. {en Zeestukken.} In Zeestukken legtmen eerst de logt en ’t water aan, […]
Tweede boek: Van de menginge der hooftverwen, en toepassinge in ’t gemeen, en in ’t byzonder op de Logt en haare speelinge in Landschap en Wateren. Tweede hooftdeel: Wat men eerst in een Stuk, en in wat ordre men alles aanlegt, p. 51-53