{Kleyne dingen konnen somtijts sonder omtreck gemaeckt worden, en nochtans omgetrocken schijnen.} Men kan oock veel dingen, insonderheyt in ’t kleyne ofte kleyne deelen, sonder trecken tegen den dagh aenwijsen, die evenwel soo volkomen sullen schijnen als ofse omghetrocken ware; daer van alle voorvallen niet wel en konnen geseyt worden; Wy sullen slechts een Exempel [ndr: reference to illustration] voor allen stellen, de reste moet de Geest van een Geestigh Teyckenaer na gelegentheydt te passen, volgens ’t gene sijn Voorwerp sal konnen lijden; door welcke op-merckingh men veel aerdigheyts en lossigheyts in sijne Teyckeningh sal konnen brengen, die het verstandt vanden Teyckenaer, aenden Kundigen beschouwer genoegsaem sal te kennen geven.
Vande Ommetrecken, haer Lossigheydt en Welstandt, beneffens de bewaringh der Parthyen, &c., p. 116
GOEREE, Willem, Inleydinge Tot de Al-gemeene Teycken-Konst, waer in de Gronden en Eygenschappen, die tot onfeylbaer en verstandigh begrijp vande Teycken-Konst noodigh te weten zijn, kortelijck en klaer werden aen-gewesen. Zijnde niet alleen den Leerlingen van Teyckenaers, Schilders, Glas-schrijvers, Beeldt-houwers, en andere Oeffenaers tot een aenleydinge nut en dienstigh, maer oock om aen alle Lief-hebbers, en Beminners, soo van Dese, als van andere Konsten (daer uyt voort-komende) een bescheydene kennisse mede te deelen. Den tweeden Druck, by na de helft vermeerdert, Middelburg, Wilhelmus Goeree, 1670.