EINBILDUNGSKRAFT (n. f.)
TERM USED AS TRANSLATIONS IN QUOTATION
IMAGINATION (fra.)IMAGINATION
DE PILES, Roger, « " Abbildung eines Vollkommenen Mahlers ", in Historie und Leben der berühmtesten europaeischen Mahler, so sich durch ihre Kunst-Stücke bekand gemacht, samt einigen Réflexions darüber und Abbildung eines vollkommenen Mahlers, nach welcher die Mahlerey als einer Regul kann beurtheilet werden, wobey auch der Nutzen und Gebrauch der Kupferstücke und Erklärung der gebräuchlichen Mahler-Wörter », Hamburg, Benjamin Schiller, 1710.
Il y a une chose, qui est le Sel des Desseins, & sans laquelle je n’en ferais que peu ou point du tout de cas; & je ne puis mieux l’exprimer que par le mot de Caractere.
Ce Caractere donc consiste dans la maniere dont le Peintre pense les choses, c'est le sceau qui le distingue des autres, & qu’il imprime sur ses Ouvrages comme la vive image de son Esprit. C’est ce Caractere qui remue notre imagination ; & c’est par lui que les habiles Peintres, après avoir étudié sous la Discipline de leurs Maîtres, ou d’après les Ouvrages des autres, se sentent forcés par une douce violence à donner l’essor à leur Génie, & à voler de leurs propres aîles.
INBEELDING
BEURS, Willem, Die Grosse Welt Ins Klein abgemahlet, Oder Ein kurtzer Unterricht von allen Gemaehlden In der Welt: In sechs Büchern abgefasset. Worinnen die Haupt-Farben Nebst ihren unterschiedlichen Vermischungen und derer Gebrauch abgehandelt werden, Amsterdam, Johannes en Gillis Janssonius van Waesberge, 1693.
{Wat zijn stuk in alles aan te leggen noodwendig.} Als een Schilder dit niet weet, zal zijn werk hem meester werden, en van de natuure afwijkende overhoop leggen, zonder sterk en flaauw, nabyheid en verheid behoorlijk te konnen verkrijgen.
{De ordre is verscheiden na de zaaken.} Men kan wel bevroeden, dat alle zaaken juist niet eveneens willen zijn behandelt, zommige die weinige veranderinge van verheid en nabyheid hebben, kan men op de kragt van de inbeeldinge door de gewoonte gevestigt, laten afloopen; maar nogtans niet in den aanvang van zijn konst-oeffeninge, zommige stukken hebben veele verschieten en gronden, als landschappen; daar ook de logt van onder (na de landschappen) na boven getempert worden, daar zijn bloemstukken, die veelerhanden en wonderlijke mengelingen van bloem en loof hebben; daar zijn kameren en beelden daar in, ook wel om geschiedenissen afte schilderen: die een Leerling ligt versetten; als zy in zijn ordre van aanleggen niet vast en is.
INBEELDINGSKRACHT
GOEREE, Willem, Anweisung zu der Practic oder Handlung der allgemeinen Mahler-Kunst worinnen nebenst derselben Fürtrefligkeit und Nutzen kürßlich an gezeiget wird, was einer zum gründlichen Verstand der Mahler-Kunst wissen muß, und wie man seine Ubung darinnen ein vollkommener Meister zu werden anstellen soll. Anfangs in Holländischer Sprache an den Tag gegeben Durch Wilhelm Goeree. Und nunmehr ins Hochteutsche überseßet Von Johann Langen, trad. par LANGE, Johann, Hamburg, Johann Naumann und Georg Wolffen, 1678.
Weynige worden der (met eenigh Oordeel begaeft zijnde) ghevonden, die vande inbeeldinghskracht soodanigh zijn misgedeelt, ofte sullen in het lesen der Verhael-schriften en Vertellingen, d’eene of d’andere goede Denck-beelden by haer selven gewaer worden. Laet een aendachtigh Jongelingh de Troyaense Oorlogen inde Boecken AEneas, door den vermaerden Maro Gedicht, eens met opmerckingh door-lesen, ick houde my verseeckert, dat hy sijn gedachten met wonderlijcke bedenckingen vervult, sijn fantasie vol groote inventien afgescherst, ende sijn gemoet tot uytdruckingh van menigerley hartstoghten aengeprickelt vinden sal;
Derde Capittel, p. 42-43VERBEELDINGSKRACHT
GOEREE, Willem, Anweisung zu der Practic oder Handlung der allgemeinen Mahler-Kunst worinnen nebenst derselben Fürtrefligkeit und Nutzen kürßlich an gezeiget wird, was einer zum gründlichen Verstand der Mahler-Kunst wissen muß, und wie man seine Ubung darinnen ein vollkommener Meister zu werden anstellen soll. Anfangs in Holländischer Sprache an den Tag gegeben Durch Wilhelm Goeree. Und nunmehr ins Hochteutsche überseßet Von Johann Langen, trad. par LANGE, Johann, Hamburg, Johann Naumann und Georg Wolffen, 1678.
Hier by sal, oock eyndelingh, een verstandigh Konst-oeffenaer moeten weten, dat hy hem boven de study van alle voorgemelde dingen, seer neerstigh besich houdt omtrent het beschouwen van het natuerlijck leven, ende dat in alle voorvallen daer ’t mogelijck is ghebruycken, want datmen sich soude willen laten voorstaen, soo rasmen eenige trappen vande Konst te boven is geklommen, datmen alle de formen, en doeningen van het leven in sijn memorye kan houden, ende tevoorschijn brenghen, soo wanneermen die aan zijn inventien wil toepassen, die soude sich seer dickwils bedrogen vinden; {By alles watmen navorst moet ook vooral het leven gekent worden.} alwaert saecke yemant in alle de voorige studien sich al heel wel geoeffent had: Want het natuerlijck leven is in alles soo rijck, overvloedigh, konstigh en geleert, dat onse geheughnis op verr’na niet machtig is die geheel te bevatten veel min te behouden: Invoegen men noch Wercks genoegh vint om de gedachten besich te houden ontrent de menighte der saecken, diemen in ’t leven niet altijdt en kan bekomen, ten sy slechts in een schemerent oogenblick, of andersins door een krachtighe verbeeldenskracht, die door het sien van veele saecken ende verstandigh begrijp der dingen op-gekoestert ende ondersteunt wort: Welck ontrent het uytstorten van Geestige fantasien veele vermach; en deswegen niet t’onrecht aengeraden daer na te trachten, want door de inbeeldinge soo konnen wy d’afwesende dingen ons soo gemeen maecken als ofmen die tegenwoordich by sich hadde; {Wat d’Inbeeldingh vermagh.} invoegen daer niet anders dan de handt des Constenaers van nooden is om die op den Schilder-doeck te brenghen; waerom oock eenighe de In-beeldinghen by waeckende Droomen vergeleken hebben.
Vierde Capittel, p. 78-80