{Gelijckenis der dingen woont meest in ’t generael.} Nu gelijck als de gelijckenis, en kennelijckheydt der dinghen meest woont inde generaelheydt der groote deelen, als wy door het Exempel van een Hooft [ndr: reference to illustration] getoont hebben, soo schuylt deselve oock in het generael van het gheheel al, ’t welck wy hier door eenighsins konnen bewijsen.