ORDINIERUNG (n. f.)
TERM USED AS TRANSLATIONS IN QUOTATION
ORDONNANTIE (nld.)ORDONNANTIE
GOEREE, Willem, Illuminir- oder Erleuchterey Kunst, Oder der rechte Gebrauch der Wasserfarben Darinnen derselbigen rechter Grund und vollkommener Gebrauch so wol zu der Mahlerey als Illuminirung und Erleuchterey kürßlich gezeiget wird. Ehermahls durch den fürtrefflichen Illuminerer Gerhard zur Brügge Und nun den Liebhabern zu Nussen zum andernmahl durchaus mit nothigen und nebenst den Illuminiren auch zu den Anlegen und Mahlen mit Wasserfarben dienlichen Anmerckungen vermehret und verbessert Durch Willhelm Goeree. Und aus dem Nieder- ins Hochdeutsche überseßet von Johan Langen, trad. par LANGE, Johann, Hamburg, Johann Naumann und Georg Wolffen, 1678.
En of schoon datter veel aen vast is, datmen de Teycken-Konst diende te verstaen, en deswegen veel Arbeydts en Hooft-breeckingh van nooden is, om de Verlichterie-Kunde te Leeren; soo moetmen hier op weten, dat alhoewel dese Konst sulcks al vereyst, ghelijckse dat oock doet; datter evenwel veel fraye dingen inde selve konnen ghemaeckt werden, sonder heel geleert inde Teycken-Kunde te wesen: gelijck als daer dan zijn de Freuytagien, Bancketten, Vogelkens, en alderhande Looven en Bloemen welcke insonderheyt playsant voor d’Ooge zijn, en stoffe genoegh geeft van veranderlijckheyt, oock om sijnen goeden Geest en Kennis diemen besit, daer in bekent te stellen, en een roemruchtigen naem van hem te laten uytgaen. De swaere dingen, als daer zijn Beelden, Ordinantien, Beesten, Lantschappen en diergelijcke mogen Jonge Borsten, ofte die na meerder Geleertheydt staen, of alreede hebben, aenvanghen, na dat yeder tot dese andere tot andere dingen van sijn ingenium geleyt wort; oock kan het ligt gebeuren dat sommige Geestige Ionckvrouwen door ’t Oeffenen vande gheringhste Werckstucken, inde Konst, door het wel gelucken van haren Arbeyt, lust souden krijghen om verder tot de algemeenheydt deser Konst in te booren, en alsoo uytnemende te werden.
Voor-reden, p. *8-*9GOEREE, Willem, Anweisung zu der Practic oder Handlung der allgemeinen Mahler-Kunst worinnen nebenst derselben Fürtrefligkeit und Nutzen kürßlich an gezeiget wird, was einer zum gründlichen Verstand der Mahler-Kunst wissen muß, und wie man seine Ubung darinnen ein vollkommener Meister zu werden anstellen soll. Anfangs in Holländischer Sprache an den Tag gegeben Durch Wilhelm Goeree. Und nunmehr ins Hochteutsche überseßet Von Johann Langen, trad. par LANGE, Johann, Hamburg, Johann Naumann und Georg Wolffen, 1678.
Want dewijle de Tafereelen onder verscheydene uytleggers dickwils dapper door de Pijcke danssen, ende lijden moeten dat de gedachten, en ’t voornemen vanden Schilder, d’uytlegh ende waerheyt der Historye, de rede vande plaets, d’Ordinantie der inventy, mogelijckheyt der doeningen, ware proportionele Teyckeningh, Kleedingen ende toestelselen, ende andere behoorlijcke hoedanigheden meer, ge-examineert, ende bedisputeert wert; dat menighmael occasie verschaft, om de groote of kleyne ervarentheyt van een Meester uyt te vinden, ’t geen dikwils in eenige kleynigheden ontdeckt wert, ja in soodanighe daer een omsichtighen Meester nimmer op ghedacht en heeft, veel min een slecht hooft.
Vierde Capittel, p. 60De Teyckeningen, Schetsen, ende Printen, moetmen in ’t sien met het verstant ende niet met handt ende ooge gebruycken om daer stucken ende brocken uyt te stelen, {Recht gebruyck der Print-Konst.} veel min om die geheel na te apen (al-hoe-wel dat oock zijn nuttigheyt heeft wanneer ’t wel wort aengeleyt, gelijckw’in onse Teycken-Konst leeren,) ende blijven alsoo geduerlijck door den Bril van een ander kijcken. Maer neen, men moet alleen de deughden, als fraye maniere van ordineeringhe, Teyckeningh, geestige gedachten ende verstandighe opmerckingen, door het besien, hersien, bedencken, overleggen ende herkauwen, trachten in sijn gemoet te drucken, ende daer in, met dickwils eraen te dencken, bewaren; invoegen sy door het toedoen van uwen Geest, niet meer eenes anderen, maer in U eygen vindingen verandert worden: Ten eynde sy oock in het ordineeren, t’samenstellen, ende vercieringen van uwe inventien als wijse Raets-mannen souden konnen dienen. Ende op dese maniere salmen vol van gedachten, vlugge van ordinnantie, rijp ende overvloedigh van Schilderachtige stoffe werden:
Vierde Capittel, p. 63-64’T en is oock niet geraden, seght Franciscus Iunius, dat wy ons selven tot eenen Meester alleen overgeven, om die in alle dingen te volgen: Apelles was ongetwijffelt den aldervermaersten, nochtans hebben hem wel eenige in ’t een of ’t ander deel te boven gegaen: Hy wiert wel van d’Oude Meesters gepresen, maer niet dat hy alleen behoorde na-gevolght te worden. {Hoemen van verscheyde Meesters het beste moet kiesen ende t’samen voegen.} ’t Soude wel Goet zijn als Apelles te werden, maer wat kan ’t schaden datmen tot de bevalligheyt van Apelles toevoeght de Geluck-stoutigheyt van Zeuxis, d’onvermoeyde neerstigheydt van Protogenes, de kloecke diepzinnigheydt van Nicophanes; ende andere hare deughden meer aen te namen. Soo seggen wy nu oock, wat kan het hinderen soo wy Raphel Vrbijn als een lichtende Fackel in fraye ordineeringhe, zedige besigheyt der Beelden, ende grootse gedachten willen navolgen, dat wy daer by soecken te krijgen de wisse Teyckeningh en vaste omtrecken van Carats, Testa ende andere; de bevalligheydt, cierlijcke playsantie, ende rijcke Majesteyt van Pietro de Cortone, de verstandige waernemingh der vlacke schaduwen en dagen, Crokeringh ende natuerlijcke Coloreeringh van Poussijn, Barotius, Symon Vouet, ende watmen meer na sijn humeur en gave oordeelt, in andere Meesters, navolgenswaerdigh te zijn.
Sesde Capittel, p. 104-105Daer is oock noch een ander middel, waer door den Schilder hem selven een Vermaerde Naem kan maecken: Namentlijck dat hy somtijts, tijt en vlijt daer toe aenwent, om eenige van sijn beste ordinantien en teyckeningen in print uyt te geven: {Datmen sich door Printen uyt te geven kan in naem brengen.} Want vermits die de geheele Werelt door-wandelen, en in alle Liefhebbers handen komen, en dat de Schilderyen meest altijt maer in eene plaets blijven, soo is licht af te nemen dat men door eenige Print-Konst in de Wereldt te brengen, meerder bekent kan worden.
Sevende Capittel, p. 125GOEREE, Willem, Anweisung zur algemeinen Reiss- und Zeichen-Kunst darinnen die Gründe und Eigenschafften die man einen unfehlbahren Vestand in der Zeichen-Kunst zu erlangen nothwendig wissen muß kürßlich und doch klärlich angewiesen werde. Nicht allein den anfahenden Zeichern Kupfferstechern Mahlern Glasschreibern Bildhauern und dergleichen Künstlern zur Anleitung sondern auch allen Liebhabern beydes dieser und anderer daraus entspriessenden Künste zur Lust und Erlangung so vieler Erkäntnüß als von dergleichen Künsten vernünfftig zu urtheilen erfordert wird dienstlich und nüßlich Durch Wilhelm Goeree. Zum andern Mahl gedruckt und fast umb die Helffte vermehret, trad. par LANGE, Johann, Hamburg, Johann Naumann und Georg Wolffen, 1677.
{Begin van stellingh.} Gist dan voor een begin, het midden van u Principael, dat hebbende, wijst dat met een stipken Kôôl op U Papier aen, dan neemt acht op de grootste Beelden (soo daer meer als een is) en merckt hoe hoogh, ofte wat ghedeelte sy van het Tafereel komen te beslaen; in welck speculeeren gy sult gewaer worden, dat het lange beschouwen dat ghy te vooren gedaen hebt, een wonder groot behulp komt te gheven, om hier door de juyste verdeelinge op u Papier te konnen gissen; {Waernemingh om sijn Ordineeringh wel te gissen.} tot welcken eynde het mede niet ondienstigh is, datmen sijn Papier, ofte daermen op Teyckenen wilt, ten naesten by deselve forme geve die het Tafereel, Print, of Teyckeningh heeft, wel te verstaen na proportie, daer of daer ontrent, langwerpigh of inde hooghte of vierkant, en dierghelijcke, maer is onnoodigh datmense juyst-vormigh af-line, ten sy by voorval, endat alles om beter de ordineringe volgens ’t Principael te konnen schicken, dat meest plaets neemt wanneermen kleyne dingen vergroot, of groote dingen verkleent. {Hoe sommige haer Principael met ruyten beslaen.} Hier toe soo gebruycken sommighe ruyten, daerse hun Principael mede overslaen, ende verdeelen van gelijcken haer Papier met gelijck getal van tralyen, om alsoo van ruyt tot ruyt alle dinghen op sijn behoorlijcke plaets te brengen; dat seer gemackelijck, maer als een Ezels-brugh, met kleen voordeel voor de Jonckheydt gebruyckt wort: {Misslagh daer van.} Want dewijle sy haer op dese Bies-bossen, of Swem-dobbers komen te verlaten, soo en krijgense nimmermeer geleerde Oogen in ’t hooft om selfs te konnen sien waer in de geheele kennis, en proportioneele aen een-bindingh van een schoon Beeldt, of Koppelinghe van een gansche ordinantie bestaet dewijl sy altijt (om met een woort de sake uyt te drucken) maer stucken en brocken leeren maecken, om dieswille datse door de tralyen en ruyt-lynien verhinderd worden, en de Oogen laten beguychelen,
Vande dingen die in yeder Trap der Teycken-Konst noodigh te observeeren zijn, p. 45-46{Uytvlucht voor een Meester om sijn ordinantie door ruyten op sijn Tafereel te brengen.} Wel is waer dat een goet Meester willende sijn Ordinancy die hy te vooren net en uytvoerigh heeft geteyckent op sijn Doeck of Tafereel brengen, deselve met ruyten slaen moghen, maer dat gheschiet meer om de veerdigheyt wille, dan om eenige andere reden, want hy, die te vooren met groote vlijt sijn Ordinantie in een Teyckeningh heeft konnen wel doen, kan sich verseeckeren, het op een Doeck oock te kunnen doen, indien hy den tijdt daer aen wil te koste hangen; dan die het andersins uyt de vuyst kan doen, en wil doen, hy sal geenen kleynder Meester daerom ghenoemt worden. {Een raemken te maecken datmen in alle voorval kan gebruycken.} Om nu oock noch de moeyten voor te komen van sijn Ordinantien of schetsen te door-kruyssen, of met draden t’elckens weder over te spannen, kanmen een vierkant raemken van een bequame groote nemen, en bespannen dat met gelijckwijdige ruyten, door swarte draden vlack tegen de onder-zijde aen, leght dan u Teyckeningh op een Panneelken dat even soo groot als u Raemken is, steeckt dan met twee pinnekens u Raem daer over heen vast, en soo doende kunt gy u van dese Tralye in allerhande voorval dienen.
Vande dingen die in yeder Trap der Teycken-Konst noodigh te observeeren zijn, p. 47