IJVER (n. m.)
TERM USED IN EARLY TRANSLATIONS
/FILTERS
LINKED QUOTATIONS
Quotation
ende overmids onsen volgh-lust altemet door een heymelicke nijdigheyd, altemet door een rechtvaerdighe verwonderingh gaende ghemaeckt wordt, soo plaght oock het ghene wy met den hooghsten yver naeiaeghen, sijne hooghste volmaecktheyd vroegh te bekomen. Maer dan valt het ons heel swaer by die volmaecktheyd te blijven; ghemerckt eenigh dingh nae den ghemeynen loop der nature plagt te deynsen, als het niet meer voord en kan.
[Suggested translation, Marije Osnabrugge:] The emulation cherishes the minds, he says {…}, and while our desire to imitate is activated either because of secretive annoyance, or because of a justified amazement, as such that which we chase after with the greatest diligence tends to obtain its highest perfection early on. But then it is very hard on us to keep up with this perfection, seen that a thing tends to recoil to the usual flow of nature, if it cannot move forward anymore.
Conceptual field(s)
Quotation
Wy weten wel datter in vele fraye Steden verscheyde Gilden zijn, by welcke de Inwoonderen een bysonder voor-recht genieten: {Gilden onder wie nootsaeckelijck.} […] ende niet soo seer op de vrye Const oeffeningh als de Schilder-konst is, die selfs uyt Liefde ende lust tot verposinge van een ander Ampt aen yeder vry staet te Oeffenen. Maer niet tegenstaende dit soo wel de waerheyt is, soo sijn doch de Gilden en Broederschappen, insonderheydt ontrent de Schilder-konst gansch onnoodigh, soo wanneer (gelijck het meest also gebeurt) dat soodanige Penningen daer voor men de Vrijheyt van sulcken Gilde of Broederschap Coopt, ende Jaerlicx moet op-brengen, niet en worden aengheleydt tot dien eynde, tot welcke die van outs her zijn in gestelt: {Tot wat eynde een Gilde behoorde te wesen.} namentlijck om in een Schat-kist opgeleyt te werden, ten eynde men des noot zijnde, de verarmde, siecke, ende ellendige Gilde-Broeders hun weecklijck onderhout daer van soude konnen uytreycken, ofte hunnen nagelatene Weesen op-queecken, een Gilde-kamer op te rechten; ofte soomen die door de misdadige voorsorge der achtbare Magistraet quame te verkrijgen, die met allerley Const-stucken, soo van Tafereelen, Beelden, Teyckeninghen, ende Const-Boecken te vervullen, Oeffen-Scholen op te rechten en wat meer tot voortsettinghe en Luyster der algemeene Teycken-kunde kon bedagt werden: Alsdan soude sulcke Steden toe-loop krijgen, den yver sou ontvoncken ende de Const tot op den hoogsten top gebracht en staende gehouden worden. Doch men brengt hier tegen in, dat sonder de Gilden, en bewaringe van haer voorrechten, de In-geboorne ofte vrye niet aen den kost en soude komen, noch bestaen konnen; {Of d’Inwoonders sonder Gilde konnen bestaen.}, daer op men tot antwoorde moet weten, dat die schult niet en moet geleyt worden, op de gene die van buyten komen, maer veel eer op de leuyheyt ofte onkunde vande Ingesetene self, welcke dickwils niets van hare hant voor een kundige ooge en konnen aenden dagh brenghen, ofte het wordt veelmael van een ghemeenen uytlander beschaemt. Maer indien aen alle Geesten vryheydt gegeven wiert, daer ware in ’t algemeen groote kans om fraye Basen aen te queecken, en alsoo noch andere van gemeene Steden in te locken; want dat schijnen immers onnatuerlijcke wetten, datmen knoeyers en broddelaars met bysonder voor-rechten wil beschermen, op datse niet t’eeniger tijt van Gaeuwer of neerstiger overtroffen en souden worden. {Vryheyt geeft occasie om Konsten op te queecken en in de Steden te locken.}
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] We know of course that in many nice Cities there are several Guilds, with which the Inhabitants have a special privilege: {Guilds, amongst whom necessary.} […] and it is not so much for the liberal Art practice such as the Art of Painting, which is open to practice to anyone from another profession out of Love and Desire. But notwithstanding this is the truth, the Guild and Brotherhoods, especially with regard to the Art of Painting, are truly unnecessary, as (which is what happens most frequently) such coins with which one buys the Freedom from such a Guild or Brotherhood, and has to pay yearly, are not used for the goal for which they were originally installed: {For which goal a Guild is supposed to exist.} namely to be placed in a Treasury, so that in case of need the poor, sick and miserable Guildsman may use it for their weekly sustenance, or to raise their surviving Orphans, to found a Guildhall; or if one would receive this through the criminal provision of the honorable Magistrate, to fill it with all sorts of Art works, like Paintings, Sculptures, Drawings and Art Books, to found Schools for Practice and what else can be thought of for the continuation and Luster of the general Art of Drawing: Then such Cities would get an onrush, the diligence would be ignited and the Art would be pushed towards the highest summit and be upheld. Yet one may contradict by saying that without the Guilds and the preservation of their privileges, the Inhabitants or Free men would not be able to make a living, or exist; {Whether the Inhabitants could exist without a Guild.}, on which one will be answered that the fault should be placed on those who come from outside, but rather on the laziness or incapability of the Inhabitants themselves, who often would not be able to show anything from their hand to a capable eye, or it would oftentimes be humiliated by a general foreigner. But if Freedom would be given to all Minds, there is generally a rather big chance to cultivate good Masters and lure others in from common Cities; as these seem to be unnatural laws, that one would want to protect bunglers and botchers with a special privilege, so that they will not be outdone any time soon by Quicker or more diligent [men]. {Freedom provides the possibility to cultivate Arts and draw [them] into the Cities.}
Conceptual field(s)
Quotation
Maer gelijck het wel geraetsaem, ja oock seer noodigh is, datmen inden beginne van sijne Studien andere Brave Meesters navolgt, en tracht in dat gene, in welcke sy gedwaelt hebben, haer te overtreffen, soo moet geweten worden datmen daer ontrent niet alleen yver ende neerstigheyt moet aenwenden, maer oock voor al sich seer wijslijck dragen: {Watter in ’t volgen van andere Meesters moet waergenomen worden.} Want het geleerdelijck navolgen van een groot Meester vereyst vry wat anders, als het simpel Na-Copieeren, dat voor de Jongelingen wel een bequaem middel is, om voor eerst de Pinceel te leeren handelen, de Verwen ende Colorijten te leeren vinden, ende soo voorts: Maer in het Meesterlijck studeeren, ende navolgen daer moet alleen het oordeel sich ontrent de Deughden vande alderbeste dingen oeffenen: ende dat met een sorghvuldige Naerstigheyt, om alles uyt te vorssen, ’t geen daer vanden rechten aert der Konsten in is. Want inde beste Tafereelen, sitten de Deughden somtijts soo diepe verborgen, ende soo konstelijck door het geheele Werck ingewickelt, ende door-vlochten, dat den alderscherpsinnighsten Meester de selve niet als na een lange opmerckingh en bestaet te vatten. Soo dat van een onkundige dickwils de fauten die daer noch in gebleven zijn, best van alles worden opgevolght en ingezogen; {Onkundige volgen de fauten in ’t Copieeren best na.} daerom datmen met een verstandigh en rechtsinnigh oordeel soodanige dingen bestuderen sal, ende en etent niet al voor Suycker op wat van dese of gene groote Meesters voortkomt, invoegen men de gebreecken soo wel als de volmaecktheden tot een wet van navolgingh komt te stellen, even offe uyt respect van hare Meesterschap niet en hadden konnen dwalen: Maer dan kan het navolgen eerst prijswaerdigh en voordeeligh zijn, soo wanneer sy de volle kracht der Konst inde voornaemste dingen heeft getroffen.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Yet as it is advisable, yes also very necessary, that one imitates other Good Masters in the beginning of his Studies, and attempts to surpass them where they have strayed, as such it should be known that one should not only apply ardor and diligence, but also behave themselves very wisely: {What should be observed in following other Masters.} Because it demands something different to intelligently imitate a great Master, than simply Copying After, which is an adequate means for young ones, to learn to treat the brush for the first time, to learn to find the colors and colorations et cetera: But in studying masterfully, and imitating, there only the judgement regarding the Virtues of the very best things should be practiced: and with a careful diligence, to find out everything, which is in it about the true nature of the Arts. Because the Virtues are often soo deeply hidden in the best Paintings, and are so artfully folded and braided into the whole work, that the most perceptive Master cannot assume to understand it but after a long observation. Such that the mistakes that remain in it are often followed the best and taken in by an incapable [artist]; {Incapable artists imitate the mistakes the best in Copying.} which is why with a wise and frank judgement one should study such things and not take at face value [ndr: literally: eat like sugar] everything that comes from this or another great Master, as such one may take the flaws as well as the perfections for a law to imitate, as if out of respect for their Mastery they could not stray: But the imitation will first become praiseworthy and useful, when she has captured the full power of Art in the principal things.
Conceptual field(s)
Quotation
Eerstelyk moetmen dan noodzaakelyk overzien, of die linien zo zyn alze moeten weezen, en met de streepen die wel getrokken zyn te pryzen, moedigt men de jeugt aan, die niet zyn alze behooren, moetmen niet al te veel verachten, maar hen aandringen, omze op nieus, en beter te maaken. Dit wekt de lust en iever dan t’elkens op. Een goed Meester ontziet zich niet de Leerlingen te onderwyzen, voor te gaan, en zelfs streepen maakende hen te zeggen, zo moet’et gedaan weezen, Jongelingen, zo gy ’t wel wilt doen. Want het voordoen, heeft meerder kracht en grooter vermogen ontrent de Leerlingen die eerst beginnen, dan eenige onderrigtinge die in lessen bestaan; de reeden daar van is, dat zy zich beeter met de oogen, dan met het verstand kunnen helpen.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Firstly it is necessary to see whether the lines are as they should be, and by praising the streaks that are well done, one encourages the youth, those [ndr: lines] that are not as they should be should not be despised too much, but they [ndr: the pupils] should be solicited to make them again and better. This incites the desire and diligence every time. A good Master does not spare himself to instruct the pupils by preceding them and by saying – while making streaks himself – it should be done this way, Boys, if you want to do it well. Because setting the example has more force and greater power with regard to the pupils who are just starting, than any instruction that consists of lessons; the reason for this is that they can help themselves better with the eyes, than with the mind.
This section is more elaborate in the German translation. [MO]
Conceptual field(s)
Quotation
Zo stapt den Jongeling, door een geestigen aart aangedreeven bly en luchtig, en van trap tot trap, tot de zichtbaarheeden der natuur, ende heldre bespiegelingen, daar hy zijn natuurlijke neiging toe voelt trekken, terwyl hy bevind dat Natuur en Kunst, hem beide beginnen toe te lacchen, en aan te dryven, tot hoe langs hoe grooter zaaken, daar hy door begeerte en iever toe aangelokt werd.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] As such the young man, driven by a spirited nature, moves happily and loosely from step to step, towards the visibilities of nature and clear reflections, to which he feels his natural inclination drawn, while he feels that Nature and Art both start to smile at him, and push him towards the more the greater things to which he is seduced by desire and diligence.