Work of Art

PRESENTATION

GIAMBOLOGNA (Jean de Boulogne), L'enlèvement des Sabines, 1574 - 1582, marbre, h 410, Piazza della Signoria, Loggia dei Lanzi.

Quotation

Gelijk dan ook eenige Geleerde sommige vermaarde Schilders, als Raphel d’Urbin en Michel Angelo en andere hebben berispt, datse Adam met eenen Navel in hare Schilderyen vertoond hebben. Doch de Reden, die wy aangaande de Borsten en Tepels hebben by gebragt, welk soo wel aan de Mannen als aan de Vrouwen zijn gegeven, op dat het Menschelijk Geslagt malkander op ’t uyterste sou mogen gelijk zijn, kan onses agtens de Questie genoegsaam goed maken.
Het schijnd ons eenigsints toe dat den Navel, de Schoonheyd van den Buyk seer helpt vermeerderen, insonderheyd wanneer die niet te groot uyt puylende, nochte te diep puttig ingevallen is. ’t Past de Schilder-Kunst seer wel, datter een bysondere Properheyd aan den Buyk van Maagdelijke Vrouw-beelden werd waar genomen; Gelijk sulx ook by d’Antyken wel verstaan is. {Buyk geeft veel Schoonheyd aan een Vrouw-beeld.} En Jan de Bolonje heeft in het Maagdelijk Beeldeken van sijn Sabinse Roof ook getoond hoe veel Schoonheyd de wel Geproportioneerden en Eelen omtrek van den Buyk, tot een naakt Vrouw-beeld toe brengen kan. Om in de Schilder-Konst alles te volgen dat natuurlijk is, soumen den Buyk van een Moeder-Vrouw, dat is, die gebaard heeft, de Schoonheyd van een Maagdelijke Buyk niet mogen toevoegen: Doch den Schilder moet soo verstandig zijn, dat hy al wat ongracelijk in ’t Oog is, zedelijk bedekke, of willens voorby gaat: Wetende dat de Dingen die in ’t Leven selfs haar Schoonheyd verlooren hebben, hun niet al te voegsaam vande Teyken-Konst laten behandelen;

Quotation

Gelijk dan ook eenige Geleerde sommige vermaarde Schilders, als Raphel d’Urbin en Michel Angelo en andere hebben berispt, datse Adam met eenen Navel in hare Schilderyen vertoond hebben. Doch de Reden, die wy aangaande de Borsten en Tepels hebben by gebragt, welk soo wel aan de Mannen als aan de Vrouwen zijn gegeven, op dat het Menschelijk Geslagt malkander op ’t uyterste sou mogen gelijk zijn, kan onses agtens de Questie genoegsaam goed maken.
Het schijnd ons eenigsints toe dat den Navel, de Schoonheyd van den Buyk seer helpt vermeerderen, insonderheyd wanneer die niet te groot uyt puylende, nochte te diep puttig ingevallen is. ’t Past de Schilder-Kunst seer wel, datter een bysondere Properheyd aan den Buyk van Maagdelijke Vrouw-beelden werd waar genomen; Gelijk sulx ook by d’Antyken wel verstaan is. {Buyk geeft veel Schoonheyd aan een Vrouw-beeld.} En Jan de Bolonje heeft in het Maagdelijk Beeldeken van sijn Sabinse Roof ook getoond hoe veel Schoonheyd de wel Geproportioneerden en Eelen omtrek van den Buyk, tot een naakt Vrouw-beeld toe brengen kan. Om in de Schilder-Konst alles te volgen dat natuurlijk is, soumen den Buyk van een Moeder-Vrouw, dat is, die gebaard heeft, de Schoonheyd van een Maagdelijke Buyk niet mogen toevoegen: Doch den Schilder moet soo verstandig zijn, dat hy al wat ongracelijk in ’t Oog is, zedelijk bedekke, of willens voorby gaat: Wetende dat de Dingen die in ’t Leven selfs haar Schoonheyd verlooren hebben, hun niet al te voegsaam vande Teyken-Konst laten behandelen;

Quotation

{Teykenen na ront boetseer en Plaester-werck.} Dus soo sal het dan ten hooghsten van nooden wesen te recommandeeren het Teyckenen na ront Werck, het sy Geboetseert ofte Playster-Werck van goede Meesters, welcke wy in onse dagen voor eengeringen Prijs konnen bekomen: Daer van wy wel eenige vande gemeenste Beelden souden konnen op-tellen, als daer zijn alle de dingen van Francisco, die een menighte van fraeye Kinderkens ghemaeckt heeft, oock sijnen Gladiator dat een uytnement schoon Beeldt is, de Roof van de Sabine van Ian de Bolonge. Den Laocôôn; de Worstelaers, de Grieckse Venus, den Hercules, den Hermes, de Anatomie Mannen van verscheyden actien; oock eenighe Beesten als Paerden, Ossen, Koeytjens, Leeuwen, Honden en diergelijcke, die oock als nut en noodigh zijn; (…) {Teyckenen na Playster geeft aenleydingh tot het leven.} De reden waerom het Teyckenen naer Playster soo noodig is, is om dat het tot een aenleydinge van het leven kan dienen: En gelijck als het Teyckenen na Schilderyen swaerder is als na Teyckeningen om reden als geseyt is, soo is oock het Teyckenen na Playster, swaerder als na Schilderye, om datmen in het Playster de wissigheyt van de omtrecken, minder dan in een Schilderye, noch de bepalinge van licht en schaduwe, soodanigh niet en siet aengewesen, als wel in een Schilderye of Teyckeningh;

Quotation

Gelijk dan ook eenige Geleerde sommige vermaarde Schilders, als Raphel d’Urbin en Michel Angelo en andere hebben berispt, datse Adam met eenen Navel in hare Schilderyen vertoond hebben. Doch de Reden, die wy aangaande de Borsten en Tepels hebben by gebragt, welk soo wel aan de Mannen als aan de Vrouwen zijn gegeven, op dat het Menschelijk Geslagt malkander op ’t uyterste sou mogen gelijk zijn, kan onses agtens de Questie genoegsaam goed maken.
Het schijnd ons eenigsints toe dat den Navel, de Schoonheyd van den Buyk seer helpt vermeerderen, insonderheyd wanneer die niet te groot uyt puylende, nochte te diep puttig ingevallen is. ’t Past de Schilder-Kunst seer wel, datter een bysondere Properheyd aan den Buyk van Maagdelijke Vrouw-beelden werd waar genomen; Gelijk sulx ook by d’Antyken wel verstaan is. {Buyk geeft veel Schoonheyd aan een Vrouw-beeld.} En Jan de Bolonje heeft in het Maagdelijk Beeldeken van sijn Sabinse Roof ook getoond hoe veel Schoonheyd de wel Geproportioneerden en Eelen omtrek van den Buyk, tot een naakt Vrouw-beeld toe brengen kan. Om in de Schilder-Konst alles te volgen dat natuurlijk is, soumen den Buyk van een Moeder-Vrouw, dat is, die gebaard heeft, de Schoonheyd van een Maagdelijke Buyk niet mogen toevoegen: Doch den Schilder moet soo verstandig zijn, dat hy al wat ongracelijk in ’t Oog is, zedelijk bedekke, of willens voorby gaat: Wetende dat de Dingen die in ’t Leven selfs haar Schoonheyd verlooren hebben, hun niet al te voegsaam vande Teyken-Konst laten behandelen;

Quotation

{Teykenen na ront boetseer en Plaester-werck.} Dus soo sal het dan ten hooghsten van nooden wesen te recommandeeren het Teyckenen na ront Werck, het sy Geboetseert ofte Playster-Werck van goede Meesters, welcke wy in onse dagen voor eengeringen Prijs konnen bekomen: Daer van wy wel eenige vande gemeenste Beelden souden konnen op-tellen, als daer zijn alle de dingen van Francisco, die een menighte van fraeye Kinderkens ghemaeckt heeft, oock sijnen Gladiator dat een uytnement schoon Beeldt is, de Roof van de Sabine van Ian de Bolonge. Den Laocôôn; de Worstelaers, de Grieckse Venus, den Hercules, den Hermes, de Anatomie Mannen van verscheyden actien; oock eenighe Beesten als Paerden, Ossen, Koeytjens, Leeuwen, Honden en diergelijcke, die oock als nut en noodigh zijn; (…) {Teyckenen na Playster geeft aenleydingh tot het leven.} De reden waerom het Teyckenen naer Playster soo noodig is, is om dat het tot een aenleydinge van het leven kan dienen: En gelijck als het Teyckenen na Schilderyen swaerder is als na Teyckeningen om reden als geseyt is, soo is oock het Teyckenen na Playster, swaerder als na Schilderye, om datmen in het Playster de wissigheyt van de omtrecken, minder dan in een Schilderye, noch de bepalinge van licht en schaduwe, soodanigh niet en siet aengewesen, als wel in een Schilderye of Teyckeningh;

Quotation

Gelijk dan ook eenige Geleerde sommige vermaarde Schilders, als Raphel d’Urbin en Michel Angelo en andere hebben berispt, datse Adam met eenen Navel in hare Schilderyen vertoond hebben. Doch de Reden, die wy aangaande de Borsten en Tepels hebben by gebragt, welk soo wel aan de Mannen als aan de Vrouwen zijn gegeven, op dat het Menschelijk Geslagt malkander op ’t uyterste sou mogen gelijk zijn, kan onses agtens de Questie genoegsaam goed maken.
Het schijnd ons eenigsints toe dat den Navel, de Schoonheyd van den Buyk seer helpt vermeerderen, insonderheyd wanneer die niet te groot uyt puylende, nochte te diep puttig ingevallen is. ’t Past de Schilder-Kunst seer wel, datter een bysondere Properheyd aan den Buyk van Maagdelijke Vrouw-beelden werd waar genomen; Gelijk sulx ook by d’Antyken wel verstaan is. {Buyk geeft veel Schoonheyd aan een Vrouw-beeld.} En Jan de Bolonje heeft in het Maagdelijk Beeldeken van sijn Sabinse Roof ook getoond hoe veel Schoonheyd de wel Geproportioneerden en Eelen omtrek van den Buyk, tot een naakt Vrouw-beeld toe brengen kan. Om in de Schilder-Konst alles te volgen dat natuurlijk is, soumen den Buyk van een Moeder-Vrouw, dat is, die gebaard heeft, de Schoonheyd van een Maagdelijke Buyk niet mogen toevoegen: Doch den Schilder moet soo verstandig zijn, dat hy al wat ongracelijk in ’t Oog is, zedelijk bedekke, of willens voorby gaat: Wetende dat de Dingen die in ’t Leven selfs haar Schoonheyd verlooren hebben, hun niet al te voegsaam vande Teyken-Konst laten behandelen;