VERSTÄNDIG (adj.)
TERM USED AS TRANSLATIONS IN QUOTATION
KENNER (nld.)KENNER
GOEREE, Willem, Anweisung zu der Practic oder Handlung der allgemeinen Mahler-Kunst worinnen nebenst derselben Fürtrefligkeit und Nutzen kürßlich an gezeiget wird, was einer zum gründlichen Verstand der Mahler-Kunst wissen muß, und wie man seine Ubung darinnen ein vollkommener Meister zu werden anstellen soll. Anfangs in Holländischer Sprache an den Tag gegeben Durch Wilhelm Goeree. Und nunmehr ins Hochteutsche überseßet Von Johann Langen, trad. par LANGE, Johann, Hamburg, Johann Naumann und Georg Wolffen, 1678.
[…] In dienmen andere haer oordeel ondersoecke, soo komt te vooren niet alleen den grooten Prijs ende waerde die dese dingen [antique sculpture, ndr.] altijts by de kenders in oude tijden gehadt hebben, en oock nu ter tijt noch hebben; als ’t eerste wert getuyght van Cicero, Plinius, ende andere schrijvers van geloof, door ’t verhael van dinghen by na ongheloofflijck, ende het tweede leert de daghelijckse ervarentheyt: Maer komt daer toe oock de eenparighe toestemmingh van Raphael d’Vrbijn, Michiel angelo Bonarotti, en al de treffelijcke Meesters: die als bekent is, dit niet alleen met woorden rondelijck verklaert, maer oock metter daet betoont hebben; haer heele werck stellende na desen richt-snoer: Ja soo verre, datse dickwils niet ontsiende, heele stucken in hun wercken in te voegen by na Roovers zijn geworden, in plaets van navolgers. En van geen ander verstant zijn de Liefhebbers; als die gemeenlijck voor ’t beste van hun wercken dat oordeelen, het welck meest heeft van die oude Voor-beelden. Selfs die van Venetien, die nochtans altijdt meest in ’t Coloreren ende meesterlijckheydt van het Pinceel als inde Teyckeningh hebben uytgemunt, konnen hier toe strecken voor ghetuyghen; aenghesien Mategna, Palma hier uyt geseyt werden, veel geleert en gevordert te hebben.
Vierde Capittel, p. 66-67VERSTANDIG
GOEREE, Willem, Anweisung zu der Practic oder Handlung der allgemeinen Mahler-Kunst worinnen nebenst derselben Fürtrefligkeit und Nutzen kürßlich an gezeiget wird, was einer zum gründlichen Verstand der Mahler-Kunst wissen muß, und wie man seine Ubung darinnen ein vollkommener Meister zu werden anstellen soll. Anfangs in Holländischer Sprache an den Tag gegeben Durch Wilhelm Goeree. Und nunmehr ins Hochteutsche überseßet Von Johann Langen, trad. par LANGE, Johann, Hamburg, Johann Naumann und Georg Wolffen, 1678.
De Teyckeningen, Schetsen, ende Printen, moetmen in ’t sien met het verstant ende niet met handt ende ooge gebruycken om daer stucken ende brocken uyt te stelen, {Recht gebruyck der Print-Konst.} veel min om die geheel na te apen (al-hoe-wel dat oock zijn nuttigheyt heeft wanneer ’t wel wort aengeleyt, gelijckw’in onse Teycken-Konst leeren,) ende blijven alsoo geduerlijck door den Bril van een ander kijcken. Maer neen, men moet alleen de deughden, als fraye maniere van ordineeringhe, Teyckeningh, geestige gedachten ende verstandighe opmerckingen, door het besien, hersien, bedencken, overleggen ende herkauwen, trachten in sijn gemoet te drucken, ende daer in, met dickwils eraen te dencken, bewaren; invoegen sy door het toedoen van uwen Geest, niet meer eenes anderen, maer in U eygen vindingen verandert worden: Ten eynde sy oock in het ordineeren, t’samenstellen, ende vercieringen van uwe inventien als wijse Raets-mannen souden konnen dienen. Ende op dese maniere salmen vol van gedachten, vlugge van ordinnantie, rijp ende overvloedigh van Schilderachtige stoffe werden:
Vierde Capittel, p. 63-64Eyndelingh soo moetmen neffens alle ‘t gene voorseyt is, voornamentlijck tot het Schildern, arbeyden om grondigh den aert, kracht en vermogen der Verwen, Olyen en Vernissen, ontrent het Coloreeren te kennen, die oock wel ende veranderlijck te ordineeren, ende na vereys van saecken, aengenaem ende met modestie op sijn jyste plaets wel te schicken en natuerlijck aen yder dingh toe te eygenen; {Aert der Verwen moet verstaen worden.} ten eynde men niet en late blijcken, datmen sich opde schoone Coleuren verlaten, of de ware Deught van sijn Tafereel door een enckel Verwengepronck gesocht heeft. Van gelijcken moetmen weten, hoemen de Verwen, soo in het Doodt-Verwen als in ’t Op-Schilderen sal temperen, handelen en aenleggen, en hoedanigh deselve helder, gloeyent, ende schoon op den ander komen te decken, ende sich mackelijk Schilderen laten: {Handelingen der Verwen moet verstaen worden.} invoeghen sy verstandigh ghehandelt en playsant gecololeert [sic, ndr.] moghen schijnen.
Vijfde Capittel, p. 96Verstaen hebbende alle de noodige kennissen ende wetenschappen die een verstandigh Schilder moet trachten te besitten, ende sich eygen te maecken, soo kan nu wel eenighsins gegist werden, hoe het by komt datter soo weynige tot de Volmaecktheyt van een Universeel Meester konnen geraecken; {Waerom so weynige groote Meesters worden.} gemerckt menige na veel arbeyts eerst beginnen te sien watter tot de Geleertheydt van een groot Meester in de Schilder-Konst vereyst wert; haer een oneyndigh getal van swarigheden ontrent de Konst-regelen practiseerende, die haer onmogelijck schijnen oyt te sullen beseffen, invoegen sy al suchtende onder dien last, van vreese wederom te rugge loopen, of veranderen door ’t beschouwen van dit in-ghebeelde Medusaes hooft, in een steen van wanhoop ende leyheyt, alsoo datse blijven diese zijn en waren, dervende uyt schrick voor de kennis die de volmaecktheyt vereyst niet een voet versetten, om een ander voorby te stappen. Doch dit alles en behoorde een verstandigh Constenaer niet af te weeren, of schoon vele de rechte Meesterschap niet en koment te treffen, maer veel eer aen te manen: {Wat dit ontrent een Leergierigh gemoet behoorde te doen.} want hoe de wetenschap eener Konst minder gemeen is, hoese heerlijcker in de oogen aller Menschen uytmunt; en ofwe schoon de volmaecktheyt van een Konst niet en konnen bekomen, soo isset niet te min loffelijck, een Trap of twee hooger gestegen te zijn dan een ander: Ja al wetenwe dat andere groote Reusen in Meesterschap zijn geweest ten opsicht dat wy maer kleyne Mannekens en zijn, en dat sy veele en verre dingen hebben konnen sien, soo moetmen evenwel door neerstigheyt op hare schouderen sien te klaveren, op datmen, ware het mogelijck, noch een weynigh verder moghte sien dan sy gesien hebben.
Sesde Capittel, p. 98-99GOEREE, Willem, Anweisung zur algemeinen Reiss- und Zeichen-Kunst darinnen die Gründe und Eigenschafften die man einen unfehlbahren Vestand in der Zeichen-Kunst zu erlangen nothwendig wissen muß kürßlich und doch klärlich angewiesen werde. Nicht allein den anfahenden Zeichern Kupfferstechern Mahlern Glasschreibern Bildhauern und dergleichen Künstlern zur Anleitung sondern auch allen Liebhabern beydes dieser und anderer daraus entspriessenden Künste zur Lust und Erlangung so vieler Erkäntnüß als von dergleichen Künsten vernünfftig zu urtheilen erfordert wird dienstlich und nüßlich Durch Wilhelm Goeree. Zum andern Mahl gedruckt und fast umb die Helffte vermehret, trad. par LANGE, Johann, Hamburg, Johann Naumann und Georg Wolffen, 1677.
{Hoemen hem in ’t Schetsen en nader opstellen sal dragen.} En dat eerstelijck vande Schets, met het welck gy oock eerstelijck uwe dingen, het zy in wat manniere van Teyckeningh, Geestigh, Luchtigh, doch verstandelijck moet beworpen, en daer na met opmerckingh, volgens ’t gene wy daer van hebben aengewesen, deselve Corrigeeren en in ’t net stellen, alsins sich gewennende de voornaemste Schaduwtjens en Douwtjens met de Kool, in ’t nader op-stellen Meesterachtigh aen te wijsen, op dat ghy U vande stellinghe beter soud’ moghen verseeckeren: (…) {Vande ommetreck.} Na welke men moet beginnen Om-te trecken, en daer in voor al wel acht gheven op de Eeligheydt van de ommetrecken, om die ter rechter plaets te schicken met bewaringh van Parthyen;
Vande Ommetrecken, haer Lossigheydt en Welstandt, beneffens de bewaringh der Parthyen, &c., p. 112