’t Streckt mede tot voordeel der Schilderyen selver; Want d’aller teghenstrijdighste verwen worden bevonden eenpaerighlick dienstigh te sijn tot het opmaecken van een uytnemende schoonheyd, seght Philostratus Iconum Lib. II. in Centauridis. Daerom maaeckt men oock een swarte Schilderye op een witte grond, segt Io. Grammaticus {In Lib. i. Meteorol. Aristotelis.}, ghelijck men een witte of goude Schilderye in ’t teghendeel op een swarte grond plaght te maecken. Teghenstrijdighe verwen dicht by malckander ghestelt sijnde, plaghten oyt meer af te steken; soo kan men oock ghelijcke dinghen beswaerlick van de ghelijcke dinghen, daerse mede vermenght sijn, onderkennen; even als of men witte Schilderyen op een witten grond, en swarte op een swarten grond bestond te schilderen.