{De Wight en tegenwight in de Actien der Beelden, wel te verstaen vereyst goede opmercking.} In ’t voor, achter ofte van ter zijden overbuygen, moetmen het Beeldt door tegenswaerte van eenige andere Leden in sijn Center en Balance houden; aen welcke kennis veel gelegen is, en sonder neerstigheyt niet wel en kan verkreghen worden, daerom wy oock desen regel aenraden, met neerstigheyt en opmerckingh te ondersoecken, dewijle sy een bysondere nuttigheyt in sich heeft, om te leeren voorkomen dat uwe Beelden niet onnatuerlijck en wercken, noch al staende of sittende overhoop en tuymelen.
Den Derden Trap, namentlijck tot het Na-Teyckenen van Ront Boetseer en Playster-Werck, p. 68
GOEREE, Willem, Inleydinge Tot de Al-gemeene Teycken-Konst, waer in de Gronden en Eygenschappen, die tot onfeylbaer en verstandigh begrijp vande Teycken-Konst noodigh te weten zijn, kortelijck en klaer werden aen-gewesen. Zijnde niet alleen den Leerlingen van Teyckenaers, Schilders, Glas-schrijvers, Beeldt-houwers, en andere Oeffenaers tot een aenleydinge nut en dienstigh, maer oock om aen alle Lief-hebbers, en Beminners, soo van Dese, als van andere Konsten (daer uyt voort-komende) een bescheydene kennisse mede te deelen. Den tweeden Druck, by na de helft vermeerdert, Middelburg, Wilhelmus Goeree, 1670.