VERFOEILIJK (adj.)
FILTERS
LINKED QUOTATIONS
Quotation
Overmids dan ieder een bekent staet dat de stucken die schaeckberds-wijse met groove ende verscheyden verwighe placken bekladt sijn, niet t’onrechte voor gantsch leelick ende verfoeyelick worden gheouden, soo en kanmen daer uyt lichtelick afnemen, dat het harde bruyn sich teghen het klaere licht niet en behoort schielick aen te stooten. ’t Bruyne moet gantsch soetelick in ’t graeuwe verwrocht worden, om te beter van het graeuwe tot het lichte te komen. De Schilderyen die het swarte en ’t witte losselick aen een klampen, schijnen van verde eenen maermer-steen ofte een schaeck-berd te ghelijcken; dies moetmen dese hardigheyd door ’t tusschen-komen van half-verwighe graeuwen soeken te versachten, ten eynde dat twee teghenstrijdighe verwen, door een konstighe verdrijvinghe allenghskens verflaeuwende in malckander moghten verlooren loopen en versmelten.
[Suggested translation, Marije Osnabrugge:] As everyone knows that het pieces that are daubed chessboard-wise with coarse and different coloured patches, are not without reason considered very ugly and abominable, as such one can easily take from this that the hard brown should not suddenly bump into the clear light. The Brown should be worked into the gray rather gently, to arrive better from the gray to the light. The Paintings that loosely clasp the black and the white together, look like a plate of marble or a chessboard from afar; therefor one should try to soften this hardness by adding half-colour grays, in order that two contrasting colours, may, gradually fading, dissolve and melt into eachother through an artful diminiution.
This section does not exist in the Latin and English edition. [MO]
Conceptual field(s)
Quotation
Van de Schoonheyd en Bevalligheyd der Mensch-beelden, en waar in die bestaat.
Het sal buyten alle twijffel aan de Schilderkonst ten hoogsten voordeeligh zijn, altijt de meeste Schoonheyd en volmaaktheyd der dingen die verbeeld werden, te bevorderen: Want gelijk ons de geschape dingen best behagen, welke schoon en volkomen zijn, soo blijft ‘er geen reden over, waarom de nageboodste dingen niet de selve bevalligheyd aan het oogh van den Beschouwer souden voortbrengen. En alhoewelmen in de Tafereelen veel dingen schoon kan noemen, welke in ’t natuurlijk Leven leelijk en verfoeyelijk, ja mismaakt zijn, soo moetmen sulx alleen aan de verstandige en uytvoerige navolgingh van de veel vermogende Schilderkonst opdragen, en die ook veel eer fray en konstig dan Schoon noemen.
[suggested translation, Marije Osnabrugge:] Of the Beauty and Gracefulness of Human figures, and of what it consists. Without any doubt it is most beneficial to the Art of Painting, to always advance the highest Beauty and perfection of the things that are depicted: Because like those created things please us most, which are beautiful and perfect, as such there is no reason left, why the imitated things should not offer the same gracefulness to the eye of the Spectator. And although one can call many things beautiful in the Paintings, that are ugly and abominable in the natural Life, yes deformed, as such one should only entrust this to the wise and elaborate imitation of the very powerful Art of Painting, and also rather call it fine and artful than beautiful.