Apelles onder hield dese onverbrekelicke ghewoonte, seght Plinius in de selvighe plaetse, dat hem noyt eenen so gantsch besighen dagh konde voorvallen, of hy plaght noch altijd de Konst door het trecken van een linie te oeffenen. Soo leeren wy mede uyt de volgende woorden des selvighen autheurs, dat sijn hand door dese daghelicksche oeffeninghe sulcken vastigheyd ghekreghen heeft, dat hy de aller treffelickste Meesters in het haelen van subtijle linien verde te boven gingh.