Wy aenschouwen de Schilderije van een hagedisse, van een Simme, van Tersites tronie met lust ende verwonderingh, seght Plutarchus {de poesis aud.}, meer om de ghelijckenisse die wy daer in sien dan om de schoonheyd. Want alhoewel men het ghene in sijn eyghen nature leelick is niet en kan schoon maecken, d'imitatie van schoone of leelicke dinghen werd nochtans sonder eenigh onderscheyd gepresen.