Gelijk wy menschen ons zelven het voornaamste der dieren stellen; zoo mede van de schilderkonst, en ’t was die tot het toppunt verheeven te zien, als ‘er een Schilder was, die alle verscheidentheid der verwen, en kragtige kolorijten, die in menschen vlees, en met namen in de tronien voorkomen, ’t zywe de verscheide menschen besien, of haare verscheide hertstogten, behoorlijk genoeg in alle doorwrogtheid kan uitbeelden.
Het Sesde en Laatste boek: Handelende van de verwen der viervoetige dieren en haar vleesch; mitsgaders van den Mensch. Sevende hooftdeel: Van ’t kolorijt van een Leevendig Mensche, p.184-185