{In ’t glas en vogtigheden is straalbuiginge.} Gelijk in ’t voorgaande Hooftdeel van de weersteutinge der klootsche ligtbaaren te pas quam; zoo komt hier ook ter snee haare straalbuiginge, op de vlakte van lichchaamen van andere stoffen die doorschijnende zijn, geboogen werdende de straalen na de loodliny, of van de zelve af na dat de doorgang van de ligtstraalen, daar begint te vertraagen of te verwakkeren: […] Dog deeze dingen niet nader wiskonstig onderzoekende, als d’Heer Chr. Huygens gedaan heeft, weetende dat een Schilder altijd in dit stilleven der nature kan voor zig zetten; als hy eenen dag en zelve oogpunt maar behoudt, in zijn gantsche tafereel;
Vierde boek: Handelende met het volgende Boek, van veelerhande en het swaarte Stilleven. Derde hooftdeel: Van Glas, Glazevaten zonder en met Vogten daar in, p. 118