{In ’t byzonder aangaande Panneelen.} Wat dan de Panneelen betreft, daartoe is alle hout niet goet, en zonder datwe net konnen bepalen wat’er al voor bequaam hout is, en by den ouden, die duirsame Panneelen gehad hebben, in gebruik was, zoo kanmen nu op ’t zekerste, zoo veel bekent schijnt goed Eyken-hout gebruiken, ’t welk, als ’t geschieden kan, uit een stuk moet genomen worden tot kleender schilderijen, en voor al moet het zonder Spint zijn. […] {En doek.} Het doek nu moet deugdelijk gesponnen zijn, en vast geweven, en zoo digt en sijn, als de sterkte kan toelaten:
Eerste boek: Van de hooftverwen en haar gebruik, in eenige voorwerpen, voornamentlijk Bloemen aangewezen. Vierde hooftdeel: schildert tafereelen en haare bereidinge, p.18-19
[…] nu moeten wy aanwijsen, hoemen aan Panneelen en doek een behoorlijke schildergrond zal mededeelen. {De grond op ’t Panneel.} Op ’t Panneel legtmen eerst een grond met een flaauw lijmverwtje met krijtwit gemengt; […] Hier na vrijftmen omber met lootwit heel dik in oly, en men doet dat met een mes voor d’eerstemaal op ’t Panneel, dan strijkt men ’t glad met de hand tot 3 a 4 maalen, na datmen ’t glad begeert, en dus is ’t bequaam voor een beeldschilder: maar voor een landschap-schilder neemtmen swart met lootwit gemengt. {En op ’t doek.} Wat het doek aangaat, dat spantmen op een raam, men planeert het over al met water en bry, om de gaaties van ’t lijmen te vullen, die men daar na glad vrijft op een vrijfsteen of plank, dat’er geen bry op en blijft sitten. En als dit werk verrigt is, zoo werd het doek op de zelve wijze als ’t Panneel gehandelt, om een grond te ontvangen: uitgesondert, dat men geen krytwit gebruikt.
Eerste boek: Van de hooftverwen en haar gebruik, in eenige voorwerpen, voornamentlijk Bloemen aangewezen. Vierde hooftdeel: schildert tafereelen en haare bereidinge, p.19