{Kennisse den schilderen ontbrekende.} Indien een schilder den aard der weersteutinge en straalbuiginge behoorlijck verstonde; daar de Hr. Huigens na des Cartes, beter en verstanelijker volgens zijn onderstellinge van de lightstralen van ’t verligte lichchaam gelijkelijk van de klootsche baren aan alle kanten voorgeset, geschreven heeft, het zou hem groot vermaak en vastigheid geven: dog dit gebeurt als nimmermeer, dat men zoodanig yemand vinde. Ja zelve verstaan er vele naaulijx de eerste gronden van de doorzigtkunde, den schilderen zoo noodige wetenschap.
Eerste boek: Van de hooftverwen en haar gebruik, in eenige voorwerpen, voornamentlijk Bloemen aangewezen. Zevende hooftdeel: ’t Schilderen van de Trappen van wit in sneeuw, bloem en stoffen, p. 29-30
De Beelden (om daar mede aan te vangen) moet een Schilder eerst aanleggen, ’t zy in een Kamer, Landschap of andere vergaderplaats van menschen. {Kamern.} In een Kamer maakt men niet onvoegelijk, ’t agterste, dat verst afwijkt, op het laatste: {Landschappen.} dog in een Landschap na de beelden (als’er in koomen door de geschiedenis of vermaak) de logt, bergen en gronden van agteren na de voorgrond toe, en als zulx is gedaan, verçiert men ieder grond met zijne boomen, kasteelen, huisen tuinen enz. elk voorwerp en grond volgens die kragt en flaauwheid; die de nabyheid of verheid na evenredenheid volgens de doorzigtkunde gebied. {Bloemstukken.} Een Bloemschilder mag wel eerst zijne bloemen en bladeren schilderen, die in ’t sonneligt dan die in de schaduwe koomen; […] waar na hy zijn hof of landschap zoodanig kan behandelen, als hy oordeelen zal, dat de welstand van zijn bloemen (of ook vrugten) die zijn voornaamste oogmerk zijn zullen toelaaten. {en Zeestukken.} In Zeestukken legtmen eerst de logt en ’t water aan, […]
Tweede boek: Van de menginge der hooftverwen, en toepassinge in ’t gemeen, en in ’t byzonder op de Logt en haare speelinge in Landschap en Wateren. Tweede hooftdeel: Wat men eerst in een Stuk, en in wat ordre men alles aanlegt, p. 51-53