EINPÄRICH (adj.)
TERM USED AS TRANSLATIONS IN QUOTATION
EENPARIG (nld.)EENPARIG
GOEREE, Willem, Anweisung zur algemeinen Reiss- und Zeichen-Kunst darinnen die Gründe und Eigenschafften die man einen unfehlbahren Vestand in der Zeichen-Kunst zu erlangen nothwendig wissen muß kürßlich und doch klärlich angewiesen werde. Nicht allein den anfahenden Zeichern Kupfferstechern Mahlern Glasschreibern Bildhauern und dergleichen Künstlern zur Anleitung sondern auch allen Liebhabern beydes dieser und anderer daraus entspriessenden Künste zur Lust und Erlangung so vieler Erkäntnüß als von dergleichen Künsten vernünfftig zu urtheilen erfordert wird dienstlich und nüßlich Durch Wilhelm Goeree. Zum andern Mahl gedruckt und fast umb die Helffte vermehret, trad. par LANGE, Johann, Hamburg, Johann Naumann und Georg Wolffen, 1677.
{Wat snel en kantigh Teyckenen sy.} Snel of Kantigh Teyckenen, is, datmen sijn schaduwen vlack of eenparigh, het sy door Artseeringh of Reuselen, aenleyt; alsoo dat de kanten rontsom haere bepalinghe van afteyckeningh teghen het licht behouden, en datmen klaerlijck sien kan, wat voor een ongeschrevene Figuere ofte gedaente soodanigen schaduwe in sijn generael heeft; Maer niet dat hare zijden verdwijnen in een dommelighe roock, of onbepaelde voosigheyt, in welck de kantigheyt van haren form niet en kan gesien worden. {Hoemen dese kantigheyt sal bekomen.} Om dit dan rechts te bekomen, soo moeten acht geven datmen de schaduwen in den begin niet te hart en maeckt. Ten anderen datmen de eene schaduwe niet te doncker noch te sterck, of te seer gevaselt en gefirtelt op de andere en set; maer telckens snel besneden, doch weynigh van Coleur verschillende, soo sult ghy te ghelijck een gaeve kantigheydt en een aengename quickachtighe sachtigheydt hebben:
Vande Vlackigheyt, en van het kantigh en snel Teyckenen, p. 101-102Daerom datmen sich van jonghs aen seer saght, flaeuw en eenparigh sal ghewennen te Tecykenen, en in die flaeuwigheyt soo veel als doenlijck is, de verminderingh ofte Perspective van doncker en licht sien in te voeren;
Van het Op-teyckenen en Uyt-voeren, p. 121-122