Ja men mach vry ghelooven, dat de Teycken en Schilder-Konst ons dwinght, alle Musculen die tot de bewegingh der leden dienen, te verstaen: Want den Teyckenaer die grondige kennis van de form en natuere der Musculen, en Tendonen of te Coorden heeft, sal terstont den Cours en bewegingh van een lidt konnen weten, en het sal hem in ’t beschouwen van ’t naeckt aenwijsingh geven (schoonse zich somtijts seer twijfelachtigh opdoen) hoedanigh datse in elkander sluyten, en welcke Musculen door het te rugh trecken van een Tendoon komt op te swellen, en wat nadere daer-en-tegen loslaten en in-krimpen. Daer-en-tegen die de selve slechts in ’t wilde en sonder fondament verstaen, en weten niet als in allerhande slagh van Actien, een en deselfde Muscul op eenerley wijse en plaets te vertoonen.