Soo plegen verstandige Schilders haer in desen, van eenige behulp-middelen te versien, die haer in het oordeelen van hunne wercken eenighsins te bate mochten komen: {Behulpmiddelen om van sijn dingen wel te oordeelen.} Hier toe gebruyckten sommige den Spiegel, in welcke sy haere dingen als in een tegenstrijdige ende omgekeerden stand besagen; invoegen sy haer oordeel door het beschouwen van twee onderscheyde Vertooningen, op den Toetsteen brachten. ’t Is niet sonder reden datmen door dat middel de fauten zijner wercken kan naspeuren; want door dien omkeeringh van stant, veroorsaeckt dat de eyge Liefde omtrent onse Wercken niet in haer volle kracht en kan herschen, soo komen wy die aen te sien als het Werck van eenen anderen Werck-Meester, in welcke men (gelijck d’ondervindinge leert) altijdt veel gebreecken vinden kan: gelijck wy dat noch verder in ons tweede Boeck sullen aenraecken. Andere keeren hare stucken somtijts om, en sien die t’onderste boven, om alsoo uyt te vorssen of hunne dingen haer behoorlijcke Teyckeningh ende kracht hebben, ende behouwen: Gelijck dat mede door de Lijsten aende stucken te doen dickwils ontdeckt wort; want dat is door ervarentheyt bekent geworden, dat de Lijsten een Schilderye beter of slechter konnen doen schijnen: {Lijsten doen aen de Tafereelen deught of ondeught.} en om te verhoden dat de Tafereelen niet en mochten komen af te vallen, of slecht en krachteloos inde selve te worden, plegen sommige hare stucken in swarte Lijsten te schilderen, welcke op soodanige wijse gemaeckt waren datse konden grooter en kleynder ingeschoven worden, invoeghen sy tot verscheydene formen van Doecken ende Panneelen dienen konden: ende dat alles tot dien eynde, opdatse vanden beginne af, hare dingen daer na houden ende schicken mochten, ende verseeckert blijven, dat hare Tafereelen nimmer door de Lijsten, voor de tweede mael soude doot-verft worden.