Daer-en-boven soo moet de eygenschap en kracht van dagh en schaduwe wel verstaen en geobserveert worden, {Oock de dagen en schaduwen.} op datmen die niet tegen-redigh van plaets, en figuer, of onnatuerlijck van Coleur en kracht kome te vertoonen, maer dat de selve na de evengelijckheyt van ’t algemeene licht, het zy Somere dagen, Sonneschijnen, Morghen ende Avont-stonden, Maneschijn, Keers-lichten ende andere voorvallen of getempertheden des Luchts, geschickt zijn: