{Penseelen.} De Penseelen worden bequamelijk, gelijk als by vele in gebruik is, tot vier soorten of trappen gebragt; […] {En haare verscheydentheid.} De grootste soorten gebruiktmen; om logten en gronden aanteleggen, en de tweede soorte is dienstig om aanteleggen boomen en aardgronden; de derde kan verstrekken; om de zelve en nog wat fijndere voorwerpen op te maken, en de laatste werd gebezigt om alle netheid en kurieusheid uit te drukken die noodig is, om de kragt van ’t leven, in edeler dingen en van na by gezien, of van verre gants fijn zig vertoonende te schilderen. ’t Zijn de beste Penseelen, die kort van hair en puntig zijn, en daaren boven wel gesloten, en die niet en kleven in ’t schilderen: maar staat aantemerken, dat de landschapschilderen tot de boomen zig best van de gekloofde dienen konnen.
Eerste boek: Van de hooftverwen en haar gebruik, in eenige voorwerpen, voornamentlijk Bloemen aangewezen. Vyfde Hooftdeel: Werktuigen waar mede men die verwen op ’t Tafereel brengt, p. 21-22