Uyt alle welcke volght de nootwendighe, kennisse vande houdinge, {Houdinge} welcke met recht de perspective, ofte proportionele verflauwinge der Coleuren mach genoemt worden: En dese niet verstaen wordende, kan nimmer yets natuerlicks in een Schilderye gearbeyt werden, gemerckt de houdinge het selve gevoelen dat onse oogen in ’t beschouwen van ’t leven komen te genieten, inde Schilderyen kan verschaffen. Soo moetmen oock tot de Coloreeringe verstaen de nature der Reflexien of weerschijnen, {Reflexien} waer en hoe die vallen of niet vallen konnen, wat koleuren sy aennemen of verwisselen, ende diergelijcke dingen meer, gelijck wy in ons leste Boeck sullen toonen.