De Teyckeningen, Schetsen, ende Printen, moetmen in ’t sien met het verstant ende niet met handt ende ooge gebruycken om daer stucken ende brocken uyt te stelen, {Recht gebruyck der Print-Konst.} veel min om die geheel na te apen (al-hoe-wel dat oock zijn nuttigheyt heeft wanneer ’t wel wort aengeleyt, gelijckw’in onse Teycken-Konst leeren,) ende blijven alsoo geduerlijck door den Bril van een ander kijcken. Maer neen, men moet alleen de deughden, als fraye maniere van ordineeringhe, Teyckeningh, geestige gedachten ende verstandighe opmerckingen, door het besien, hersien, bedencken, overleggen ende herkauwen, trachten in sijn gemoet te drucken, ende daer in, met dickwils eraen te dencken, bewaren; invoegen sy door het toedoen van uwen Geest, niet meer eenes anderen, maer in U eygen vindingen verandert worden: Ten eynde sy oock in het ordineeren, t’samenstellen, ende vercieringen van uwe inventien als wijse Raets-mannen souden konnen dienen. Ende op dese maniere salmen vol van gedachten, vlugge van ordinnantie, rijp ende overvloedigh van Schilderachtige stoffe werden:
GOEREE, Willem, Inleydingh Tot de Praktijck Der Al-gemeene Schilder-Konst, Waer in, Neffens de Heerlijckheyt en Nuttigheydt der selve, kortelijck wert aengewesen: wat dingen tot grondige verstaeningh der Schilder-Konst behoorde geweten te zijn; en op wat wijse men sijn Oeffeningh, om daer in een volkomen Meester te werden, behoorlijck aenleggen sal. Dienende tot een Voorlooper van een ander Werck, daer in de Practijck-Regelen der Schilder-Konst, bestaende in Teycken-kunde, Bouw-kunde, Doorsicht-kunde, Mensch-kunde, Ordineringh en Coloreeringh, vokomen sal geleert werden, Middelburg, Wilhelmus Goeree, 1670.