Gelijck wy dan oock verscheyden Exempelen vinden, dat selfs Coningen dickwils met een gantsche stoet van hunne begunstighste Hovelingen, de Winckels der Constenaeren met hare tegen-woordigheyt vereerden. Men souw hier niet te onrecht mogen by voegen een menigte van Exempelen, die Franciscus Junius in sijn tweede Boeck op ’t Negende Capittel op-haelt, daer hy toont den overgrooten Prys die voor de Wercken van deftige Meesters betaelt wirdt; ’t gene de groot-achtinghe van de Schilder-konst niet duysterlijck te kennen geeft. {De grooten Prys geeft de hooghachtingh der oude, tot de Konst te kennen.}
GOEREE, Willem, Inleydingh Tot de Praktijck Der Al-gemeene Schilder-Konst, Waer in, Neffens de Heerlijckheyt en Nuttigheydt der selve, kortelijck wert aengewesen: wat dingen tot grondige verstaeningh der Schilder-Konst behoorde geweten te zijn; en op wat wijse men sijn Oeffeningh, om daer in een volkomen Meester te werden, behoorlijck aenleggen sal. Dienende tot een Voorlooper van een ander Werck, daer in de Practijck-Regelen der Schilder-Konst, bestaende in Teycken-kunde, Bouw-kunde, Doorsicht-kunde, Mensch-kunde, Ordineringh en Coloreeringh, vokomen sal geleert werden, Middelburg, Wilhelmus Goeree, 1670.