Indien staet zijnde, is het tijt om na eerlijck Gewin en Rijckdom om te sien. {3. Tijt van een groot Meester om Rijckdom te krijgen.} Soo ras men sich kan verseeckeren datmen door sijn gedane Neerstigheydt een volkomen Meester geworden is, die sonder alle hulp van andere onderwijsers alleen kan voort studeeren, en dat sijnen Naem daer by begint vermaert te werden, soo moetmen trachten sich selven over al in de gunste der Menschen in te dringhen; {Gunste der groote en Konstkenners.} insonderheyt meest ontrent de groote, als Koningen, Princen, Vorsten en Heeren, ende wel voornamentlijck by die, welcke door Liefde tot de Konst, de Konstenaer beminnen, ende deselve door rijckelijck te beloonen de handt boven ’t hooft houden: Oock omtrent verstandighe en Geleerde Heeren, die goede Konst-kenders zijn, ende u hier en daer konnen voor-draghen, en Recommanderen daer wat Meesterlijcks te maecken valt.
Nu gelijck de Schilder-Konst heeft toegenomen soo langh de mildtheyt ende rijcke belooningh der Grooten, de neerstigheydt der eergierige aenqueeckte om eenen onsterfelijcken naem te verkrijgen, wetende dat indien sy die konden bereycken het haer aen geen winste ontbreecken souden; {Soo langh de rijcke belooning duerde, was de Schilder-konst aen ’t bloeyen.} soo heeft sy in tegendeel wederom beginnen af te nemen soo dra de Gelt-Liefde, de Liefde tot de Konst, uyt de herten der mogende Coningen en Vorsten begonde te weeren, waer door aenstonts, de groote Meesters verminderden, en daer was by na niemant die de Konsten de handt boven ’t hooft hieldt;